Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Mengelingen. Festina lente. Een bloemken, dat te vroeg ontzwelt, Is dra geveld. Een aêm, een wind Uit barre noordergrenzen Doen slensen Der Lente troetelkind. Ge hoopt te veel, by 't vroege fruit, Van schil of huid En fyne kleur; 't Gewormte schuilt bezonder Er onder, En stelt u droef te leur. Een vrucht, die lust en kracht belooft, Moet traag gestoofd; De zomergloed Door herfstenkracht gelenigd, Vereenigt Den geest in 't druivenbloed. [pagina 121] [p. 121] Voor vroege bloem en vroege vrucht Weest vry beducht; M' is jong en wuft, Men waant zyn bliksemschichten Gedichten Vol klaarheid en vernuft. Vorige Volgende