Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Ware Godvereering. Vruchtloos siert ge met loof en met bloemen 't outer, Vruchtloos walmt in het koor uw verbrande wierook, Biedt ge aan God niet het offer Uwer gelouterde ziel. Waslicht flikkert vergeefs op uw gulden luchters, Goud, pracht, luister is niets voor des Hoogsten aanschyn; De onschuld, staamlend een smeekbeê, Wordt door den Hemel verhoord. [pagina 106] [p. 106] Nutloos is uw gebed en uw huichlende aandacht, Wen gy de armen verstoot, de bedrukten neêrplonst In spookdonkere domheid; Wen ge, der waarheid ten spot, Aadlaarsoogig naar goud en der wereld macht haakt, Wen ge uit nydigen haat d'evennaaste zòò schendt, Dat 't nakroost zyn verdoemnis Roept op uw gruwelbedryf. Hoont niet langer de leer en des Heilands voorbeeld, Zucht niet langer of knielt in ontwyde tempels; Gaat heen, reinigt uw binnenst, Bouwt er den Heer een altaar! Ziet geen vyanden meer in des Scheppers kindren, Mint zelfs dwalenden: plicht is de broederliefde. Valt voor God in den geest neêr, Bidt in der waarheid hem aan! Vorige Volgende