Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De oprechte Pelgrim. Quaerite et invenietis. Rond om hem die duistere sombre grafnacht, Vaak doorbeefd van dolende twyfelschimmen, Schaars verlicht door flikkrende bliksemstralen; Nergens een leidsman! Waar hy ook heen blikke, wel honderd voetpaên Van gestaag wildkronklende wending, honderd Stemmen ook, uitlokkend den bangen pelgrim: ‘Hier is de lichtweg! De enkle weg, die zeker ten heil u heenleidt. Zalig hy, wie dezen, den waren, inslaat!’ Honderdvoud weêrklinkt hel geroep, en zwarter Schynt hem het raadsel. [pagina 105] [p. 105] 't Jammerdal omhult een bestend'ge nevel, Die het oog omsluijert des aardschen wandlaars, Wen hy eenzaam zoekt naar het spoor der eeuwig Godlike Waarheid. Doch de nacht dryft weg, en hy ziet de Waarheid, Wen hy vry 't ziellampjen onsteekt in 't binnenst; Wen hy 't dan zorgvuldig voorziet van verscher olie, Blyft hem de Waarheid. Vorige Volgende