Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Dichter. Rein van hart en gemoed, als een kind eenvoudig, Steeds in 't schoone verliefd, en een vriend der waarheid, Glimlach' blyde der wereld, Wie zich te dichten verstout. Wie 't oorspronkelik kleed onbevlekt bewaard heeft, Ook voor 't glansende vuil, dat de menigte aantrekt, Die mag vry uit de longpyp Zingen voor groot en voor klein. Hy, wiens liefde zich niet vergenoegt in laagheid, Maar in luchtiger sfeer zich verblydt en ophoudt, Die kan zingen van wellust, Zingen der engelen lied. [pagina 104] [p. 104] Vol ernst pleeg hy de kunst en vereenig' minzaam, Slechts wat waar is en schoon, en van mond tot mond klinkt Zyn zoetvloeijende hoogzang, Ja, van geslacht tot geslacht! Vorige Volgende