Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Madeliefjen. (Marquérite.) Veel halmekens groeiden, Veel sterrekens bloeiden In 't bonte verschiet, Doch geen zoo bescheiden In 't siersel der weiden Als kleine Margriet. Eenvoudig en blozend, By zusterkens kozend Niet ver van den vliet, Was geen zoo lieftallig, Zoo jent en bevallig Als kleine Margriet. [pagina 3] [p. 3] Ik zag haar, en wenschte Niet dat ze verslenste, Verdrukt door het riet; Des nam ik wel zachtjens, Verrukt door heur lachjens, De kleine Margriet. Sints straalt ze, myn schoone, Met dubbele kroone In 's hoves gebied; Ik slyte myn dagen In vrolik behagen By kleine Margriet. En word ik een' morgen Bevryd van de zorgen En 't aardsche verdriet, Dan treure om my doode, Dan sterve op myn zode De kleine Margriet. Vorige Volgende