Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Natuur en liefde. De Muggendans. Waar 't voetpad langs de heining vlucht Door beemd en weide heen, Daar zit ik soms in de avondlucht Gansch stillekens alleen. De krekels zingen daar in 't gras Hun allerschelsten toon, De muggen vinden wis den bas Dier zangren wonderschoon. Zy draaijen, zwaaijen bly vergaêrd In 't dalend hemellicht, Zy ruischen, kruissen dicht' geschaard Voor myn verrukt gezicht. En blydschap hier, en vreugde daar, Men ziet het iedren dag; Des stem ik nimmer de eigen snaar Op somber wee en ach. [pagina 2] [p. 2] En zingt en springt in 't zoel gety' De krekel en de mug, Krioelt en woelt de schepping bly', Dan blyf ik niet terug; Dan vest ik buiten myne woon In 's hemels bloemenhal, Dan zing ik ook myn schelsten toon Door 't eenzaam vreugdedal. Vorige Volgende