tael niet alleen eener strenge silbenmeting vatbaer ware, maer dezelve ook eischte; toen men in Duitschland begon de verssoorten der ouden in duitscher tale na te bootsen: toen gevoelde men er tevens, dat het rym ontbeerlik was, en men verwierp hetzelve by de vertalingen der grieksche en romeinsche versmaten. Men behield het rym slechts in kleinere, luchtigere verssoorten, bezonders in de zangen (lyriek), waer het voor oor en gevoel aengenaem is.
Voor twee eeuwen heeft men in Holland hexametra gebouwd, die verre boven de hoogduitsche gelyktydige proeven uitsteken. Huygens heeft ons twee stukken nagelaten, die ons bewyzen, dat hy de tael ook voor de oude vormen vatbaer kende. Wy willen van de latere proeven niet gewagen. Nederduitsche Grammatica en Prosodia wemelen heden nog van dwalingen en onzin. De eenvoudigste waerheden worden het moeijelikst erkend, deshalve punctum! en tot het rym terug!
Wanneer twee of meer woorden van hunnen laetsten geklemden silbenklank af gansch gelyk luiden, dan ontstaet het rym. b.v. fluit, tuit, spruit; fluiten, tuiten, spruiten; fluitende, tuitende, spruitende.
Men onderscheidt mannelike en vrouwelike rymen. Het manlike rym verbreidt zich enkel over eene geklemde slotsilbe van twee of meer woorden, b.v. macht, nacht, pracht, gedacht, uitgebracht; zuer, natuer; morgenrood, marteldood, enz. - Het vrouwlike rym strekt zich over twee silben, welker eerste geklemd is, terwyl de laetste toonlos is, b.v. leven, streven, gegeven, verheven, nederzweven; roeme, zonnenbloeme; zwygen, verkrygen, enz.
Aenm.: vloeyende (dactylische) rymen gelyk engelen, strengelen; keuriger, en zwevende rymen, gelyk leerstand, weerstand, zyn min in gebruik.
Eene hoofdvereischte des ryms is zyne reinheid: by eene juiste uitsprake beslist het gehoor alleen over deszelfs juistheid. Er worden nogthans ook onechte rymen veroorloofd, waer de uitspraek der gewesten soms een groot verschil aenduidt, b.v.
1o De scherplange ee en oo op de zachtlange, als keel (z.l.), op tooneel (s.l.), breeder op neder, gehoond (z.l.) op beloond (s.l.) mogen op oogen.
2o - s op - sch, - ts. - ds, - tsch; st op - tst, - sd, - scht; - ngt op - nkt; - t op - d, dt; - g op ch; - gt op - cht, enz.