der kleerscheuren afgekomen.’
's Avonds kwam Voirey heel onverwacht.
‘Je moet me een genoegen doen,’ zo viel hij met de deur in huis.
‘Natuurlijk, als wij kunnen,’ zei Lena, ‘dan heel graag.’
‘Nee, jij niet, maar hij.’
‘Ik?’ vroeg George, lachend om de haastigheid waarmee Voirey, als gewoonlijk ook nu weer, handelde en sprak, ‘graag, dat spreekt.’
‘Je moet voor me op reis.’
‘Waarheen?’ vroeg Vermey, bang dat de excentrieke man hem wellicht naar Amerika zou willen zenden.
‘O, niet ver. Naar Oost-Java en naar Midden-Java. Een kwestie van een maand op zijn hoogst.’
Een ogenblik slechts bedacht zich Vermey. Het kwam heel lastig uit met zijn eigen zaken. Maar als hij naging...
‘Het is goed, ik zal gaan.’
Lena was naast hem komen staan. Zij vond het ook goed, al was het naar dat zij zo'n hele maand zonder haar man zou moeten zijn.
‘Wanneer moet George vertrekken?’ vroeg zij.
Een beetje aarzelend nu, zei Voirey, die reeds gewoon was aan de scrupules van Hollandse en Indische mensen: ‘De boot gaat morgenochtend.’
‘Dan zal ik dadelijk zijn koffer pakken,’ zei Lena.
‘Intussen,’ voegde Vermey er heel bedaard bij, ‘hoor ik wel van je wat er aan de hand is, en wat ik daarginder te doen heb.’
Ze vielen beiden Voirey weer verbazend mee. Hij glimlachte en knikte tevreden en haalde uit zijn rijtuig een portefeuille met papieren. Staten, afrekeningen en opgaven, die hij Vermey voorlegde en kort, klaar en krachtig toelichtte.
Ja, de kwestie was eigenlijk deze: Voirey kreeg de indruk dat hij bestolen werd. Dat de onkostenrekeningen der ondernemingen waarin hij betrokken was en waarin gezamenlijk een groot deel stak van z'n vermogen, werden opgedreven.
Vermey hoorde, bekeek met een hoogwijs gezicht de papieren, daarbij nu en dan het hoofd schuddend met een pedant, slim glimlachje.
‘Waarom lach je?’ vroeg Voirey, wie dat hinderde.
‘Och, zo maar.’
‘Wees openhartig. Waarom trek je tegen die paperassen een gezicht alsof je er meer van weet?’
‘Ik weet van deze zaken niets in het bijzonder.’
‘Welnu, zanik dan niet.’
‘Maar ik weet dat over het algemeen de uitgaven jarenlang zijn opgedreven.’
‘Dat helpt mij niet veel. Hier moet er een eind aan komen.’
‘Onmogelijk.’
‘Het moet. Anders ga ik er zelf naar toe en dan...’