‘Het is niet de moeite waard.’
‘Nu niet, nee en voor u in het geheel niet, maar ik was er zeer mee geholpen.’
‘Het blijft tot uw dispositie. Als het u soms te Batavia niet gauw mocht gelukken...’
‘Dank u.’
Vermey aarzelde. Hij had nu eigenlijk niets meer te zeggen en toch wilde hij wat zeggen. Hij nam er de oude toon van vriend des huizes voor aan, vertrouwelijk.
‘Je hebt intussen maar heel verstandig gedaan laatst.’
Zij keek hem strak aan met haar heldere lichte ogen.
‘toen ik u bedankte?’
Vermey knikte toestemmend.
‘Dat weet ik niet. Of ik er verstandig of dorn aan deed, acht ik geen uitgemaakte zaak.’
‘Zelfs nu niet, nu ik zonder betrekking ben en als een beginner moet zoeken naar een baantje?’
‘Nee, zelfs nu niet. Het was voor mij geen vraag van min of meer verstand. Ik deed zoals behoorde, zoals ik doen moest!’
‘Ja,’ zei hij met een zucht. ‘Ik weet wat je bedoelt, Lena. Enfin, ik voor mij ben nu blij dat het zó is afgelopen. Ik zou niet graag van een vrouw financieel afhankelijk zijn. Dat ligt niet in mijn aard. En overigens... ik kan over zulke zaken heel moeilijk openhartig spreken.’ ‘Over welke zaken?’
‘Wel... over het chapiter huishoudsters van jongelui. Dat gaat nu eenmaal niet,’ ging hij voort, vuurrood tot in zijn nek, ‘maar geloof me, het is niet anders. Ik ben de enige niet. Alle jongelui doen het... hier in Indië... en die het niet doen... nu ja... dat is nog erger, zie je.’ Hij zag haast violet van verschrikkelijke verlegenheid en ook van ergernis dáárover. Lena keek niet vriendelijk. Zij was bleek van kwaadheid om wat hij zei.
‘U behoeft geen excuses te maken tegen mij,’ zei ze verstoord, ‘en evenmin iedereen van siecht gedrag of ongepaste dingen beschuldigen.’
‘Geloof me toch,’ hield hij vol. ‘Ik lieg werkelijk niet.’
‘Dat is wèl waar. Mijn neef Voirey...’
Erglmsterde een scherpe triomf op zijn gezicht en in zijn enigszins uitpuilende blauwe ogen.
‘Maakt op de regel geen uitzondering.’
‘Het is een leugen,’ zei ze verontwaardigd, maar ze zag wel aan zijn houding dat het geen leugen was. Ze begreep nu ook wel dat zijn gehele gesprek ten doel had gehad dáárop neer te komen en zij eigenlijk, door de naam van haar neef onvoorzichtig te noemen, in de strik was gelopen.
‘Ik hoop niet,’ zei hij, ‘dat je het me kwalijk neemt.’