figuur te maken er nu en dan een woordje tussen, zonder dat daar eigen-lijk notitie van werd genomen.
„Je komt toch zeker bij ons logeren?” vroeg tot zijn ergernis, Lena haar neef.
„Dat is niet mogelijk,” zei Bruce. „Het staat niet voor het publiek als er geen vrouw des huizes is.”
Lena haalde de schouders op en zei snel: „Nonsens, pa. In het paviljoen is nog een heel goeie kamer, ik zal die in orde laten maken. Daar kan neef Jan best logeren.”
„Dank je wel,” zei deze. „Het is heel vriendelijk, maar ik zal er geen gebruik van maken.”
„Maar waarom niet?”
„Heus niet! Het is beter dat ik in het logement blijf.”
Bruce dacht een ogenblik na. Het scheen dat deze neef een onbe- schaamde berenmaker was. Dat bezat geen sous, verkeerde in „treurige” omstandigheden, zoals hij zelf had verklaard en bleef „maar liever” in het logement!
„Mama zou het niet gewild hebben. Je bent de enige bloedverwant die we ooit in Indië hebben gekend.”
„Weet je,” zei Voirey, thans op zijn beurt een beetje verlegen. „Ik wil het wel doen, maar onder één voorwaarde. Ik ben lang in Amerika ge-weest en daar zijn we zakelijk openhartig. Uit ooms woorden heb ik opgemaakt dat... enfin, dat het niet rooskleurig gesteld is met de financiën. Laat mij dan het mijne bijdragen; het hindert mij in het geheel niet. Integendeel. Anders zou ik niet kunnen komen.”
Bruce was vuurrood geworden, Lena zo wit als een doek.
De broers keken woedend en verlegen.
Met haar scherp voorstellingsvermogen dadelijk begrijpend wat er zo ongeveer was voorgevallen tussen die twee, vóór zij erbij was gekomen, voelde zij tegelijk welk een mal figuur haar vader sloeg. Zij kon hem daar niet in zo'n verlegenheid laten zitten.
„Nu, dat zullen we wel vinden!” zei ze snel. „Datkomt vanzelf terecht. Het is dus afgesproken dat ik morgen de logeerkamer in orde laat maken.”
„Welzeker,” zei Bruce, zonder precies te weten wat hij zei. „Welzeker, dat komt vanzelf in orde.”
Voirey had wel gezien dat iets niet in de haak was. Het had hem trouwens verwonderd dat deze stief-oom zo spoedig, zo ongevraagd en geheel tegen de regelen van de altijd hoog-geroemde Indische gastvrij-heid, zijn lege portemonnee omhoog had gehouden.
„Het zal misschien niet voor lang zijn,” zei hij. „Ik ga heel gauw een reisje maken in de binnenlanden.”
„Natuurlijk,” stemde Bruce toe, „hoe gauwer onder dak, hoe beter.”
„Misschien wel, het zal ervan afhangen.”
„Waarvan?”