‘Ik mag het lijden voor jou; maar ik zie het nog niet gebeuren.’
‘En wat dan?’
‘Ja, dat mag je wel zeggen.’
‘Ze spraken nog van een ander request, een gezamenlijk van jullie.’
‘Weet je wat ik geloof?’ vroeg Bram met een hoogwijs gezicht.
En toen Adam dat niet wist:
‘Dat we daarmee hadden moeten beginnen.’
‘Men moet niet al het kruit ineens verschieten.’
‘Gekheid? Als ze het wilden toestaan, zou het dan zeker zijn gebeurd.’
‘A propos,’ zei Adam, ‘heb je ook ergens een portret gezien?’
Bram begreep het wel, maar hij vroeg:
‘Een portret van jou?’
‘Neen; van een jonge dame.’
‘Zoo! Niet bij mijn weten. Ben je er een kwijt?’
‘Ja, en ik heb er overal vruchteloos naar gezocht. Ik had het, herinner ik me, 's middags bekeken.’