‘Een sigaar?... Niet... 'n sigaret dan... iets gebruiken? 'n glas bier?... 'n brandy soda?...’
Maar Meier wou niet rooken en niet drinken. John had wel dadelijk aan z'n gezicht gezien, dat het weer iets beroerds gold, en hij zuchtte diep, toen zijn offerten niet werden aangenomen.
‘Er is over die perkara veel gesproken.’
‘Ja, veel te veel! Mijn God, kan ik het helpen? Ik ga hier zitten, hier meneer!’ riep Silver op de leuning van z'n stoel slaande, alsof dit nu juist zoo'n merkwaardige bijzonderheid was. ‘Nou, zie je, - ik val in slaap, natuurlijk! Als je een uur zit te loeren... wat? één uur?... twee en een half uur; soengoe mati, 't was half drie. Wa-blief?’
John stak zijn kop vooruit tot vlak bij 't gezicht van den postcommies, uitdagend, als wilde hij hem een bijzondere goedkeuring afdwingen.
‘Het is 'n heele tijd. Maar weet je wel zeker, dat het kalongs waren?’
‘Ik heb er geen onder schot kunnen krijgen; de rakkers vreten mijn djamboes op.’