Gekende werken
(1944)–Jan van den Dale– Auteursrecht onbekend
[pagina 50]
| |
A. - de Wre vander doot.Dit gedicht bestaat uit 1545 versregels, verdeeld over 110 strophen. Iedere strophe bevat 14 versregels behalve str. <47> die er maar 13 telt; de ‘verweesde versregel’ eindigt op het rijm: -eene en is vóór of na v. 646 weggevallen. Hoe te verklaren dat die versregel weggevallen is? Misschien zijn de looden letters van een geheelen regel, bij het vastzetten in het houten raam, losgesprongen, zooals dit vaak gebeurde met één letter, met één woord, en heeft men verzuimd dit te herstellenGa naar voetnoot(1). De tweede uitzondering is de laatste str., die 20 versregels telt. Van deze ‘editio princeps’ gaf Mej. M.E. Kronenberg een degelijkbeknopte bibliographische beschrijvingGa naar voetnoot(2), maar er bestaan weinig of geen juiste opgaven wat vorm of rijm betreft. We hebben hier het knittelvers dat bestaat uit een vrij willekeurig aantal lettergrepen met de onregelmatige afwisseling van heffingen en dalingen. Het geheel berust op het rijm waarvan het schema over het algemeen is: aab / aab / bc / bbc / cdd / . De laatste str. <110> heeft een ander schema: aab / aab / bc / bbc / dcc / dde / fef /. Dubbelrijmen, met al of niet een vast element in tweede positie, komen voor in de strophen: <4>, v. 55/56; <25>, v. 349/'50; <43>, v. 596; v. 599/600; <44>, v. 603/'04; 606/'07; <56>, v. 782/'83; <58>, bijna alle rijmen zijn dubbelrijmen; <59>, v. 812/'13; v. 815/'16/'17; v. 824/'25; <60>, v. 826/'27; v. 829/'30; v. 838/'39; <63>, v. 870; v. 873/'74; v. 876/'77; <64>, v. 887/'88; v. 890/'91; <67>, v. 924/'25; v. 927/'28; <84>, v. 1174/'75; <95>, v. 1327/'28; <104>, v. 1454/'55; <105>, v. 1463; v. 1466/'67. Binnenrijmen treft men aan in de strophen: <58>, v. 799; 802; <59>, v. 813, v. 816; <60>, v. 827, v. 830. Meer dan in ‘De Stoue’ wordt de alliteratie gebruikt, en evenals in dat gedicht, enjambeeren de versregels ook zeer dikwijls. | |
[pagina 51]
| |
Iedere strophe wordt door een stok afgesloten; de laatste echter niet, doch deze bevat een acrostichon op naam van Jan van den Dale. Eigenaardig is dat enkele strophen eindigen met denzelfden stok: str. <49>, <50>, <51>, <52>; beurtelings denzelfden stok hebben de str. <77>, <79>, en <81>; terwijl ook str. <78>, <80>, <82> en <83> door een gelijkluidenden slotregel besloten worden. De slotspreuk van str. <64> vindt men ook in ‘De Stoue’, str. <42>; ook deze van str. <66> komt overeen met str. <14> uit dit gedicht. Vergelijken kan men ook den slotregel van str. <69>: ‘Die teghen syn ouerhoot wilt steken es sodt’
met ‘De Stoue’, str. <17>: ‘Die met thoot teghen die muer loopt die es sodt’.
Karakteristiek voor ‘de Wre vander doot’ zijn ook de versregels die aanvangen met een zelfde beginwoord: dit is het geval met str. <42>, v. 576-586, nl. met: ‘Och wre’ en v. 587: ‘wre’; in str. <45> treft men ‘Och tijt’ als anaphora aan voor de versregels: 617-621, ook v. 628; in str. <46>, zelfde beginvorm: v.v. 631, 632, 634; ook in str. <47>, v.v. 645, 652. Een gelijkaardig begin heeft men: ‘O(ch) adieu werelt’ in str. <49> en <51>; ook str. <55>: ‘O morghen’ wat terugkomt in str. <56>; zelfde aanvangswoorden: ‘O(ch) waerom’ ziet men eveneens in str. <65>, v.v. 896-905Ga naar voetnoot(1). De aanspreekvorm, bij het oproepen der verschillende standen, voor het sterfbed van den dichter in ‘de Wre’, is ongeveer dezelfde in str. <58>, <59>, <60>, <61>, <62>, <63>. Dit technisch procédé gaat zelfs zoo ver dat begin- en slotwoord van een versregel gelijkluidend zijn als in str. <67>, nl.: adieu. Het gebeurt ook wel eens dat de beginregel ongeveer eensluidend is met den stok van de voorgaande strophe als in str. <80> en <81>. | |
B. - Lof Hostie.Dit refrein bevat het hoogste aantal regels uit van Styevoorts bundel, nl.: 276, verdeeld over 11 strophen, die ieder 23 regels tellen, terwijl str. <9> een dubbele strophe blijkt te zijn en uit 46 regels bestaat. Het rijmschema is: aaa / bbc / aaa / bbc / cd / ccc / dde / dde /. De dubbelstrophe zou dan het navolgende schema vertoonen: aaa / bbc / aaa / bbc / cd / ccc / dde / dde / fff / ggh / fff / ggh / hi / hhh / iij / iij /. | |
[pagina 52]
| |
Het refrein is religieus-stichtelijk en hoort dus onder de refreinen in het ‘wijs’. De beginletters der regels in de laatste strophe vormen het acrostichon Jan van den Dale, en wanneer men b.v. de k van knijelende in v. 268 in c zou veranderen en de g van gont in v. 270 in i, dan zou men bekomen: schildere. Dus zou het geheele naamvers luiden: Jan van den Dale schildere. | |
C. - De Stove.Hier hebben we 688 regels, verdeeld over 49 strophen, met elk 14 verzen, op twee uitzonderingen na: str. <16> telt er 13; de ‘verweesde versregel’ eindigt op het rijm -ille, en kan weggevallen zijn vôôr of na v. 219. De tweede uitgave (van G. Verhulst) bracht daarin geen klaarheid: ook daar ontbreekt dezelfde versregel; in deze laatste uitgave komen trouwens nog gelijkaardige gevallen voor: b.v. in de strophe die overeenkomt met str. <3> uit de eerste editie (van Vorsterman), in str. <8>, <13>, <37> eveneens. Als verklaring kan gelden wat ik reeds schreef voor een gelijkaardig geval in ‘de Wre’. De tweede uitzondering is de laatste str. <49>, die bestaat uit 17 versregels. Ik meen niet dat er een juiste vormbeschrijving van dit gedicht bestaat. G. Kalff in zijn ‘Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16de Eeuw’Ga naar voetnoot(1) spreekt van een ‘vijftigtal veertienregelige coupletten’; Pr. Van Duyse in ‘De Rederijkkamers in Nederland’Ga naar voetnoot(2): ‘46 strophen, elkeene van 16 rijmregelen’, waarbij men zich afvraagt welke editie hij wel onder oogen gehad heeft; Dr A. Van der Linde heeft in ‘Le Bibliophile Belge’Ga naar voetnoot(3) eenige strophen van ‘De Stoue’ laten overdrukken met een voldoende aantal fouten, en schreef: ‘le poème ne comprend pas moins que quarante-neuf stances pareilles, chacune de quatorze vers...’ etc.... De versregels bestaan uit een willekeurig aantal lettergrepen met een onregelmatige afwisseling van heffingen en dalingen, zooals in ‘de Wre’. Het geheel berust eveneens op het rijm, met navolgend schema: aab / aab / bc / bbc / cdd. Het schema van de laatste strophe <49> is weer verschillend: aab / aab / bc / bbc / cdc / cdd /Ga naar voetnoot(4). Dubbelrijm, met in de tweede positie een vast element, komt voor: str. <4>, v. 55/56: ghecreten | |
[pagina 53]
| |
es - gheten es. Eveneens in str. <7>, v. 97/98; str. <28>, v. 380/'83/ '84/'86/'87; str. <35>, v. 478/'81/'82/'84/'85; str. <36>, v. 502/'03; str. <38>, v. 530/'31. Er is een binnenrijm: str. <38>, v. 544. De rijmen bestaan wel eens uit een gelijk aantal lettergrepen. De alliteratie wordt ook aangewend. Str. <35> b.v. is karakteristiek wegens het woordenspel; het gaat uit van het verbum ‘huwen’ waarvan de hoofdklank -u- over heel de strophe blijft natrillen. De versregels enjambeeren ook zeer dikwijls: 5/6; 7/8; 9/10; 37-38, etc... |
|