Gekende werken
(1944)–Jan van den Dale– Auteursrecht onbekend
[pagina 54]
| |
A. - de Wre vander doot.Mej. M.E. Kronenberg gaf in de ‘Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540’, no 2744, de eerste juiste beschrijving van de editio princepsGa naar voetnoot(1). Zij bevat 32 bladen met de katernindeeling: [A]6, [B]4, [C]6, [D]4, [E]6, [F]6; is gedrukt met de verzorgde, gothische minuskel van Thomas van der Noot, ca. 1516 te Brussel. Het is een unicum dat berust op de stadsbibliotheek te München en dat wij destijds door de welwillende bemiddeling van Prof. Dr R. Apers ter inzage mochten ontvangen. De bladspiegel meet 14 cm. × 9 cm. De illustratie van deze uitgave is bijzonder belangwekkend. De houtsnede op 1a is 9 cm. breed en 9,4 cm. lang; zij stelt den dichter voor in de genoegelijke omgeving, waarvan sprake bij het begin van het gedicht. Op 1b heeft men het ‘Cum gratia et prinilegio’ (sic) dat 8,5 cm. breed en 10,4 cm. lang is. Dit is dezelfde houtsnede als deze gereproduceerd in W. Nyhoff's, ‘L'Art Typographique’, VII, II uit: ‘Const, Die Waerachtige, der geometrien’. Op 2a vertoont de houtsnede (8,8 cm.-9,3 cm.) den dichter in zijn ‘studoor’ ingesluimerd aan zijn lessenaar. Dezelfde houtsnede (hier 9 cm. × 9,4 cm.) van 1a vindt men terug tusschen str. <4> en <5>. Tusschen str. <13> en <14> komt de houtsnede voor met Wraecghier (8,9 cm, × 9 cm.). Deze voorstelling stemt overeen met de beschrijving in str. <23>. Tusschen str. <37> en <38> (afm.: 9,3 cm. × 9,3 cm.) worden als voornaamste figuren voorgesteld: Wraecghier, op den voorgrond, en in den linkerhoek: Maria met het kindje Jezus op den arm. Dezelfde houtsnede treft men aan tusschen str. <65> en <66>; afmetingen: 9 × 9 cm. Ten slotte wordt de poëet nog eens afgebeeld tusschen str. <93> en <94>, zooals op 2a (afm.: 9 × 9 cm.). Het drukkersmerk van van der Noot prijkt op 32b: de geharnaste zeeridder boven de golven (van der Noot woonde ‘in den zeeriddere’); het is 8,9 cm. breed en 12,6 cm. lang en draagt geen spreukGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 55]
| |
Eigenaardig is er tusschen de katernen a en b een katern a van vier bladen gebonden, die een fragment bevat, zooals Mej. M.E. Kronenberg schrijft, van een gedicht zonder titel, bevattend een beschrijving der feesten ter eere van het Gulden Vlies, op 26 October 1516 te Brussel gevierdGa naar voetnoot(1). Het blijft natuurlijk een probleem: hoe is dit fragment in ‘de Wre vander doot’ terechtgekomen? De verschillende houtsneden illustreeren op eenvoudige wijze de bijzonderste momenten van het gedicht en het gebruik er van beantwoordt aan een algemeene behoefte van den tijd om als volksche interpretatie te dienen bij bepaalde tekstenGa naar voetnoot(2) en heeft geen ander doel dan in het leven te roepen: ‘un équivalent, à la portée de tous, des manuscrits enluminés’Ga naar voetnoot(3). De vraag kan gesteld worden: wie was (waren) de houtsnijder(s)? A.J.J. Delen schrijft: ‘Les graveurs sur bois, qui travaillent au XVe et au début du XVIe siècle, pour les nombreux imprimeurs de Flandre et de Hollande, nous sont restés totalement inconnus’Ga naar voetnoot(4). Maar verder laat hij toch opmerken, dat Jean Veldener, drukker, teekenaar en houtsnijder was, en dat wellicht andere groote drukkers de houtsneden, waarmede ze hun uitgaven versierden, zelf maaktenGa naar voetnoot(5). De verdere studie dezer houtsneden valt buiten het bestek van onderhavige verhandeling. Maar het zou ongetwijfeld de moeite loonen indien een kunsthistoricus er zijn aandacht wilde aan wijden. | |
[pagina 56]
| |
Langen tijd werd aangenomen dat de eerste uitgave van ‘de Wre vander doot’ deze was van 1543 door R. Velpen te Leuven gedruktGa naar voetnoot(1). Toch was er een vroegere uitgave bekend. In de ‘Bibliotheca Belgica’, 1e reeks, was er op een oudere editie gewezen, waarschijnlijk door Thomas van der Noot gedrukt, zonder datum verschenen, maar wellicht uit het begin der 16de eeuw, en beschreven door L. Hain. Bij een recapitulatie der uitgaven van ‘de Wre vander doot’ in haar 2e reeks, verzwijgt de ‘Bibliotheca Belgica’ deze editie en geeft die van 1543 als eerste op. Prof. Dr R. Foncke kwam in ‘Het Boek’, V, pp. 351-52, in zijn bijdrage: ‘Boeken in sterfhuizen van Oud-Mechelen’ tot de conclusie dat de uitgave van 1543 niet de eerste kon zijn. Want reeds in 1532 vond hij het boekje vermeld in een inventaris te Mechelen, en leidde daaruit af dat het verschijningsjaar ongetwijfeld op zijn minst tot ca. 1530 moest teruggebrachtGa naar voetnoot(2). Langs bibliographischen weg: door de schrandere vergelijking van houtsneden, heeft Mej. M.E. Kronenberg in ‘Het Boek’ (1925) aangetoond dat de eerste uitgave ca. 1516 gedrukt werd door Thomas van der NootGa naar voetnoot(3). Onder de talrijke edities (een 20-tal) van ‘de Wre’, welke nadien nog verschenen, bepalen we ons tot deze waarvan we een exemplaar konden bereiken en welke opgesomd worden in de verantwoording tot de tekstuitgave (zie hieronder bl. 68). De edities die in Holland berusten, konden we, wegens de tijdsomstandigheden, niet ter inzage bekomen: b.v. de uitgave van 1714, te Amsterdam verschenen bij Wed. Gysbert de Groot, en welke thans in bezit is van den heer Jan Borms te Scheveningen. Deze uitgaven worden aangegeven door de ‘Bibliotheca Belgica’, 1e S., VIII, D3 en 2e S. D208. Het is echter onjuist waar de ‘Bibliotheca Belgica’ opgeeft dat de uitgave van 1550, te Antwerpen bij Hans van Liesvelt verschenen, op de Universiteitsbibliotheek te Leuven berust - misschien berustte deze uitgave er vôôr 1914 want gedurende den oorlog 1914-18 brandde deze bibliotheek ook heelemaal af; evenmin is de uitgave van 1576, te Gent door de Weduwe van Geer van Salenson gedrukt, op de Universiteitsbibliotheek te Gent. Deze uitgave berust alleen op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Een woord dient hier gezegd over de Fransche vertaling: Traite | |
[pagina 57]
| |
de l'hevre de la Mort Compose par Jean van den Dale, Anvers, Guislain Jansens, 1594. Het boekje is herkomstig uit de verzameling SerrureGa naar voetnoot(1) en berust in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, nr II, 25953. Het voorbericht ‘Au Lecteur’ is een vrije bewerking van het gedicht dat ook voorkomt vooraan in de uitgave van 1576: ‘Totten Leser’. Iedere Nederlandsche strophe uit het origineel is in kern aanwezig in deze Fransche overzetting, die op plaatsen tamelijk vrij is, doch over het algemeen goed geslaagd mag heeten. Vooral de vertaling van den stok lijkt ons gelukkig: b.v. str. <1>: ‘Der werelt bliscap es een corte glorie’ luidt: ‘Joye mondaine est une courte gloire’. v. 210: ‘Diet niet gheleert en heeft can qualijck lijen’ - ‘Mal peut souffrir qui point appris ne l'a’. v. 699: ‘Der werelt belofte es al bedroch’ - ‘Promesse au monde est (souvent) fraudulente’. v. 895: ‘Die hem aen andren spieghelt / spieghelt hem wel’ - ‘Qui en autruy se mire, tres bien se mire’. v. 965: ‘Die teghen sijn ouerhoot wilt steken es sodt’ - ‘Fol est celuy qui se prent à son maistre’. v. 1385: ‘Als voerspoet faelt / faelleren de vrinden’ - ‘Ou prosperité manque, la manquent les amis’. In deze vertaling ontbreekt de strophe <87> uit de Nederlandsche editio princeps - de Fransche strophen zijn ongenummerd, - die aldus aanvangt: ‘Hemel / eerde / selen vergaen vervlieghen...’. Dit kan verklaard worden door het feit dat de vertaler niet de oorspronkelijke editie van ± 1516 gebruikt heeft. Deze strophe <87> vinden we terug in de Nederlandsche uitgave van 1543; ze ontbreekt in de Nederlandsche uitgaven van 1574; 1576; 1601. Men heeft hier ook een ingevoegde 14-regelige strophe als in de Nederlandsche uitgave van 1601: ‘O Heere Jesu / wilt door v gratie soet
Met v heylich lichaem ende dierbaer bloet
In duere des doots my toch versaden...’
.....
‘O Jesus Christ / vueillez moy sans tarder /
De ton sainct corps, et sang rassasier
A l'heure ultime...’
Het slot is voorafgegaan door een ‘Conclusion’; deze is niet een vertaling van van den Dale's eindstrophe, doch is uitgebreid geworden tot een beknopte beschouwing over de vier uitersten. Op het titelblad komt op éénzelfde houtsnede - als in de Nederlandsche uitgaven van 1574 en 1601 - de voorstelling voor van den dichter door den Dood overvallen; van O.L. Vrouw die den schicht van den Dood tegenhoudt en van de vrouwen die in de verte vluchten. | |
[pagina 58]
| |
In de vertaling heeft men ook gepoogd het knittelvers te bewaren; het rijm vertoont echter niet doorloopend hetzelfde schema en verschilt ook wel van dit in de Nederlandsche eerste editie. Het is niet mogelijk te achterhalen wie deze Fransche vertaling gemaakt heeft en welke Nederlandsche uitgave hierbij gevolgd werd. | |
B. - De Stove.Twee uitgaven zijn ons bekend: 1o) De Stoue by // Ian van den Dale // Bruessele // Gheprent Thantwerpen by my Willem Vorsterman // wonende in de Camerstrate Inden gulden eenhoren // Int jaer MCCCCCXXVIIJ. 2o) De Stoue van Jan van den Dale, Inhoudende een t'Samenspraecke tusschen twee Vrouwkens / d'eene qualijck / d'ander wel ghehouwt. t'Antwerpen, By Godt-gaf Verhulst, inde Cammerstraet inden witten hasewint. Het eerste boekje wordt als de oorspronkelijke uitgave beschouwd en is een unicum dat bewaard wordt in de Universiteitsbibliotheek te Gent onder signatuur R. 1069. Het komt uit de veiling Capron, gehouden in April 1875. De catalogus vermeldt het onder nr 482. Het werd door de Universiteitsbibliotheek van Gent aangekocht voor 900 fr. De moderne band werd volgens den Hoofdbibliothecaris, Prof. Dr R. Apers, naar 16de-eeuwsch model uitgevoerd door den boekbinder Duchesnes te Gent. Het werkje wordt beschreven door Mej. M.E. Kronenberg in de ‘Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540’Ga naar voetnoot(1). Er kan daaraan toegevoegd: de tweede katern [B] is verkeerd geplooid en ingebonden: het blad dat de signatuur [B]4 draagt, volgt op het blad met signatuur [A]4; [B]2 volgt op [B]4; [B]3 volgt op [B]2 en [B]1 op [B]3. De volgorde der bladzijden der eerste drie katernen is dus: 1, 2, 3, 4, 8, 6, 7, 5, 9, 10, 11, 12. Iedere strophe begint met een paragraaf-teeken. De bladspiegel meet 17 cm. × 9 cm. De houtsneden - telkens twee - die op 1a en 1b voorkomen zijn dezelfde; de afmetingen zijn: 11 cm. hoogte en 4,5 cm. breedte. De houtsnede rechts stelt voor: twee naakte vrouwen, neergezeten in gesprek, gereed tot baden; de houtsnede links: den dichter, die het gesprek van de vrouwen zit af te luisteren, met op den achtergrond een ‘stoefmaerte’ - Terloops kan er op gewezen dat het voorstellen der naakte vrouwen op deze houtsneden, niet op te vatten is als een ‘wellustigheidje’ maar wellicht spreekt hier reeds de verheerlijking van de lichamelijke naaktheid, waardoor dit werkje dan verband houdt met | |
[pagina 59]
| |
zijn tijd: de Renaissance. Op 12b prijkt het gewone drukkersmerk van Vorsterman: het is 12 cm. hoog en 8,8 cm. breedGa naar voetnoot(1). Wie was de illustrator van ‘De Stoue’? Vorsterman zelf zal het niet geweest zijn, aangezien andere houtsnijders voor hem hebben gewerktGa naar voetnoot(2). Ook van den Dale zal de houtsneden niet gesneden hebben: geen enkel gegeven laat zoo iets veronderstellenGa naar voetnoot(3). Is de editie van Vorsterman (1528) wel degelijk de eerste uitgave geweest van ‘De Stoue’? Het is ons bekend dat onder de Rederijkers de deugd van nederigheid werd beoefend. Jan Cauweel, drukker der ‘Const van Rhetoriken’ richt zich in een woord vooraf in dit werk ‘an allen Nederlandschen Poeten ende Beminders van Poësien’Ga naar voetnoot(4) en zegt daarin dat het een ‘ghemeen opinie’ is onder de schrijvers, hun werken niet te laten drukken gedurende hun leven, want daardoor vreesden ze zich schuldig te maken aan het zoeken van lauweren en ijdelen roem. Nochtans, zegt Cauweel, er waren ook lofwaardige uitzonderingen, zelfs onder de Nederlandsche schrijvers, ‘als te wetene, Ian van den dale, Ian van den Beerghe...’ en wat verder voegt hij er aan toe: ‘Al welke voornoemde Autheurs... duer tlaten prenten ende ghemeen maken van huerlieder weercken hemlieden eenes eeuwighen ende ontsteeruelicken name vercreghen hebben...’ en hij schrijft er nog wel degelijk bij: ‘binnen haerlieder levene...’. Spreekt Cauweel waarheid, dan moeten wij daaruit besluiten dat ofwel: 1) de thans bekende uitgave der stove van 1528 wel degelijk de eerste is en van den Dale pas later stierf; ofwel: 2) indien men met Dr W. Van Eeghem van den Dale's sterfjaar circa 1522 plaatst, dat er van de stove nog vôôr dit jaar een, thans verloren eerste uitgave is verschenen; ofwel: 3) ‘de Wre’ en niet ‘De Stoue’ was tijdens | |
[pagina 60]
| |
van den Dale's leven verschenen. Met de gegevens waarover wij tot nog toe beschikken kan dit probleem niet opgelost worden. Merkwaardig is ook dat na 1520 te Brussel de naam van van den Dale als factor niet meer vermeld wordt, en dat zijn ‘Stoue’ in 1528 niet te Brussel, maar te Antwerpen, bij Vorsterman, verschijnt; merkwaardig ook dat de herinnering aan van den Dale zoo sterk bleef te Antwerpen (vgl. wat we aan het einde van ons hoofdstuk over de biographie van Jan zegden: het getuigenis in ‘De Spelen van Sinne’ en van L. Guicciardini!). Was onze Rederijker naar de Scheldestad uitgeweken, nadat te Brussel, de meeste en belangrijkste drukkers hun pers hadden stilgelegd? Thomas van der Noot, uitgever van van den Dale's ‘Wre’ had dit reeds in 1518 gedaanGa naar voetnoot(1). Hoe komt het dat er van zoo een volksch gedicht zoo weinig exemplaren overgebleven zijn? Een dergelijke kleine uitgave (12 bladen) kon natuurlijk gemakkelijk verloren gaan; maar de voornaamste reden zal wel zijn dat ‘De Stoue’ op den Index van Philips II geplaatst werd, aldus, tengevolge van de censuur een tijd lang niet herdrukt werd en in den vergeethoek geraakte. Met zekerheid kan men niet zeggen dat het de uitgave van 1528 was die in 1570 op den Index geplaatst werd; in deze lijst is er alleen sprake van ‘De Stoue’, zonder meer. Onjuist is in elk geval wat Dr W. Van Eeghem in ‘Rhetores Bruxellenses’, p. 444 schrijft: ‘Aan den anderen kant kent men van het tweede poëma slechts een uitgave van 1528 (Antwerpen) en een latere, die de buitengewone eer genoten, wellicht wegens de naturalistische titelplaat, door Alva op de lijst van verboden boeken te worden geplaatst (1570).’ Volgens dezen auteur zou dus ook de tweede uitgave op dien Index gestaan hebben, wat een vergissing is, vermits deze tweede uitgave (van G. Verhulst) pas in de 17de eeuw gedrukt werd (Verhulst stierf in 1677). Iets gelijkaardigs vinden we bij Dr J. Van Mierlo, S.J. in zijn ‘Geschiedenis der Oud- en Middelnederlandsche Letterkunde’: van den Dale ‘dichtte de Stoue’ 'een samenspraecke tusschen twee vrouwkens, d'eene qualijck, d'ander wel ghehouwt' dat op den Index kwam om de te onkiesche voorstelling (gedrukt te Antwerpen, 1528)’. Met 1528 wordt de uitgave van Vorsterman bedoeld; een ‘samenspraecke tusschen etc...’ is echter de titel van de uitgave van G. Verhulst uit de 17de eeuw, welke niet op den Index kwam. Waarom werd ‘De Stoue’ op den Index geplaatst? Het gedicht ging wellicht door als strijdig met de goede zeden: de stoven genoten een slechte faam, de plaatjes stelden naakte vrouwen voor en lieten den lezer een blik werpen in een badhuis. | |
[pagina 61]
| |
Van de editie door G. Verhulst bezorgd hebben we twee exemplaren: het eene berust op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel; het andere op de Stadsbibliotheek te Antwerpen. Dit laatste exemplaar wordt door de ‘Bibliotheca Belgica’ niet vermeld. Niet heelemaal juist en volledig is de beschrijving die daar van het werkje gegeven wordtGa naar voetnoot(1). De uitgave van G. Verhulst is niet zoo mooi gedrukt als deze van Vorsterman. Den titel hebben we reeds beschreven: 1a. De Stove van Jan van den Dale Inhoudende een t'samen-spraecke tusschen twee Vroukens / d'eene qualijck / d'ander wel ghehouwt. 1a onderaan: t'Antwerpen, By Godt-gaf Verhulst / inde Cammerstraet inden witten hasewint. Hsnn. op 1a en 1b zijn dezelfde als in de uitgave van 1528. De tekst is gedrukt in een Gothisch lettertype. De bladspiegel meet 14 cm. × 9 cm. Op 1b, onder hsn., beginregel: INden mey als den dau alle vruchten verfroyt // En het sonneken... 12a, zelfde hsn. van 1a en 1b nog eens afgdrukt. In-4o; 12 bbl.; [Aij]-[Gij]-[Giv], gothische letter; zonder paragraafteeken bij begin van iedere strophe. Het exemplaar, door ons gebruikt, is dat van de Koninklijke Bibliotheek; het wordt vermeld in den ‘Catalogue de la Bibliothèque de M.C.P. Serrure’ Bruxelles, 1872, I, p. 78, no 606. In 1872 werd het te Brussel, uit de bibliotheek van M.C.P. Serrure verkocht voor 170 fr. Enkele onnauwkeurigheden nopens deze editie van G. Verhulst dienen terechtgewezen. In de ‘Bibliotheca Belgica’, l.c., staat er te lezen: ‘La planche du titre en deux compartiments qui est répétée au Vo du titre et au dernier feuillet, est une copie de celle de l'édition de 1528’. De houtsneden zijn inderdaad dezelfde als in de editie van 1528. Maar is de uitgave zelf een kopij van die van Vorsterman? Men zou eerder geneigd zijn te gelooven, dat G. Verhulst een andere editie dan die van Vorsterman onder oogen gehad heeft, die hij wellicht nog eens hier en daar heeft gemeend te moeten verbeteren. Hiervoor verwijs ik naar het apparaat, waaruit blijkt dat niet alleen woorden verschillen van de editie van 1528, maar gansche zinsneden; dat er strophen voorkomen die maar 13 versregels tellen, dan wanneer de editie van 1528 er regelmatig 14 telt. Waar de ‘Bibliotheca Belgica’ schrijft: ‘Le texte n'est pas tout à fait le même que celui de la première édition; mais les changements sont peu importants’ moet men toch opmerken dat deze ‘changements’ wel niet zoo onbelangrijk zijn, daar ze soms den tekst van 1528 beter leeren begrijpen. Waar er staat: ‘première édition’ diende het voorbehoud gemaakt: ‘ons thans bekend als eerste uitgave’. - In ‘De Eendragt’, Gent, Oct. 1851, nr 5, p. 39 schreef Edw. Van Even over: ‘Nog eene onbekende uitgave van Die Ure | |
[pagina 62]
| |
van der doot door Jan van den Dale’ waarin hij o.m. verklaarde: ‘van het laatste gedicht (nl. “De Stoue”), dat 49 strophen, elke van 14 (sic) verzen bevat, bezit Hoogleeraar G.P. Serrure, een fransche vertaling’. Dit is blijkbaar een vergissing. In den reeds genoemden ‘Catalogue de la Bibliothèque de M.G.P. Serrure’ wordt er over een Fransche vertaling van ‘De Stoue’ geen woord gerept. Wel staat er onder no 610: ‘Traité de l'heure de la Mort, composé par Jean van den Dale. Anvers chez Guislain Jansens, 1594, in-4o, caractères de civilité, dem. maroq. bleu avec coins’. Waarschijnlijk zal Edw. Van Even deze Fransche vertaling van ‘de Wre vander doot’ bedoeld hebben. Noch de ‘Bibliotheca Belgica’ noch gelijk welk bibliographisch hulpmiddel maken gewag van een Fransche vertaling van ‘De Stoue’. De ‘Bibliotheca Belgica’ echter geeftGa naar voetnoot(1) dezelfde vertaling van 1594 en nog een andere Fransche vertaling, eveneens bij Janssens verschenen te Antwerpen in 1584, waarvan we geen spoor elders hebben kunnen vinden. G. Kalff in ‘Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16de Eeuw’, 1889, geeft in Dl. II, achteraan, in de ‘Verbeteringen en Bijvoegsels’ een nota, die moet toegevoegd worden aan Dl. I, p. 121, noot 2, en waarin wordt beweerd dat, volgens het ‘Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde’ ‘De Stoue’ samen met ‘de Wre vander doot’ in 1543 uitgegeven werd. G. Kalff kan het ‘Biographisch Woordenboek’ van Dr W.J.A. Huberts, W.A. Elberts en Joz. P. van den Branden, gekend hebben. Maar p. 112, ibid. wordt er nopens van den Dale zeer weinig gezegd en volstrekt niets nopens een dergelijke uitgave van 1543. Zelfs, moest het bewuste ‘Biographisch Woordenboek’ zoo een uitgave aangeteekend hebben, dan is het zeer eigenaardig, dat naderhand, geen enkel bibliographisch hulpmiddel hiervan heeft gesproken. We weten echter dat er in 1543 een uitgave van ‘De Vre van der doodt’ verscheen te Leuven bij Reynier Velpen van Diest, zonder ‘De Stoue’; uitgave welke trouwens tot de te Antwerpen gebruikte schoolboeken behoorde in de 17de eeuwGa naar voetnoot(2), wat wel niet het geval zou geweest zijn moesten ‘De Stoue’ en ‘de Wre’ in één werk samen uitgegeven geworden zijn, - vermits ‘De Stoue’ geen stukje is om de schooljeugd in handen te geven. In het boekje, door G. Verhulst gedrukt, blijven nog een bibliographische ‘crux’ de letters, onderaan het gedicht, V.P.G.G.A. Nergens werd de aandacht er op gevestigd, ook niet in het bibliographisch ‘magazijn’ der ‘Bibliotheca Belgica’. De werken door G. VerhulstGa naar voetnoot(3) uitgegeven, waren zeer dikwijls | |
[pagina 63]
| |
herdrukken en droegen niet altijd een jaartal. Dit is ook het geval met deze tweede, ons bekende, uitgave van ‘De Stoue’. Aldus stelt zich het probleem van de dateering van ons werkje. Voor zoover ik weet, heeft niemand gepoogd, het jaartal van het boekje nader te bepalen. G. Verhulst werkte van 1626 tot 1677. Onder zijn talrijke drukken treft men - volgens H. Van Cuyck (p. 172) - voor het eerst een geïllustreerd boek aan in 1652, nl.: ‘Vergilius Maro. Oorsaeck, beghin en eynde van het belegh, ende destructie van Troyen, in onse nederlandsche tale ende ryme overgheset: item, Passeerlycke moraliteit, beyde door Gerardo van Delft van Antwerpen’. Van dan af, tot het jaar van zijn dood (1677), bracht hij meer geïllustreerde werken op de markt. Kan men in dit feit aanleiding vinden om ook ‘De Stove’, die met houtsneden is versierd, in de tijdspanne 1652-1677 te plaatsen? Toen hij ‘De Stove’ drukte, woonde G. Verhulst in den ‘witten Hasewint’, zooals blijkt uit het drukkersadres op het boek. Dit huis werd door G. Verhulst op 29 Juli 1672 verkocht, maar wanneer hij verhuisde is niet bekend, zoodat ook dit feit ons geen middel aan de hand doet om de dateering van het drukje nader te bepalen. |
|