| |
| |
| |
T.
T, V., t's. Zie A. |
'T. Verkorting van Het. |
T'. Verkorting van Te. |
Taai, b.n. en bijw. |
Taai-taai, O. Eene soort van Friesche koek. |
Taak, V., taken. |
Taal, V., talen. Taalkundige, M. en V. |
Taan, V. Gemalen eikenschors. Tanig: taankleurig, geelkleurig. |
Taart, V. Taartepan. Taartendeeg. |
Taats, V. Kopspijker. - IJzeren of stalen pin in een tol. Taatstol. |
Tabak, V., tabakken. Tabaksasch. Tabakssteel. Tabaksstank. Tabakszak. |
Tabbaard, tabberd, M., tabbaarden, tabbaards, tabberden, tabberds. Getabbaard, getabberd. |
Tabel, V. Tabelletje. |
Tabernakel, M. en O. |
Tabijn, O. Eene dichte gewaterde zijden stof. Tabijnen, stoff. b.n. |
Tachtig, hoofdgetal. |
Tact, M. Gevoel; oordeel; overleg. |
Tactiek, V. Krijgskunde. |
Taf, V., taffen. Taffen, stoff. b.n. |
Tafel, V., tafels, tafelen. Mahoniehouten tafels. De tafelen der wet. |
Tafelet, O. Een schrijftafeltje. |
Tafereel, O., tafereelen. |
Tagent, Zie Tangent. |
Taille, V., tailles. Gestalte. |
Tak, M, takken. |
Takel, M. |
Takelage, V. Zie Bagage. |
Takkeling, M. Een jonge vogel, die nog maar van tak tot tak kan vliegen. |
Takkenbos, M., takkenbossen. |
Taks, M. Dashond. |
Taks, V. Taak. |
Tal, O. |
Talent, O. Talentvol. |
Talhout, O. |
Talie, V., talies. (Scheepswoord). |
Talie, V. Het vierde deel eener oude el. |
Taling (teling), M., talingen. Eene soort van kleinen eendvogel. Talinkje. |
Talk, V. |
Talm, M. en V. Een talmachtig mensch. |
Talmen, o.w. Ik talm, talmde, heb getalmd. |
Talmud, M. Joodsch wetboek. Talmudisch. |
Tamarinde, V. Tamarindeboom. Tamarindenhout. Zie Aak. |
Tamarisk, V. Een heestergewas, met specerijachtigen bast en wortel. |
Tamboer, V. Trommel. |
Tamboer, M. Trommelslager. |
Tamboerijn, V. Rinkelbom. |
Tamboer-majoor, M. |
Tand, M. Tandeloos. Tandenborstel, -stoker, -trekker. |
Tanen, b. en o.w. Met taan bereiden, loogen. - Verdonkeren, verduisteren. Hij taant, taande, heeft en is getaand. Taning, V. Zie Achting. |
Tang, V. Tangetje. |
Tangens, V., tangenten. Raaklijn. |
Tangent, V., tangenten. Klavierpennetje. |
Tante, V., tantes. |
Tap, M. |
Tapijt, tapeet, O., tapijten, tapeten. |
Tappelings, bijw. |
Tapper, M. Tapster, V. |
Tapperij, V. Zie Babbelarij. |
| |
| |
Taptoe, V. Het woord schijnt afgeleid te zijn van een gebruik uit vroegere tijden, toen de politie op een bepaald uur des avonds in de herbergen rondging om den tap der vaten te sluiten. |
Tarantula, V., tarantula's. Eene soort van spin. |
Tarbot, V. |
Tarief, O., tarieven. |
Tarnen (tornen), b.w. Ik tarn, tarnde, heb getarnd. |
Tarra, V. |
Tartaan, V. Zeker vaartuig in de Middellandsche Zee. |
Tarten, b.w. Ik tart, tartte, heb getart. |
Tarwe, V. Tarwemeel, -brood. Tarwenoogst. |
Tas, M., tassen. Een hoop. |
Tas, V., tassen. Vrouwspersoon. |
Tasch, V., tasschen. Een buidel of zak. |
Taschkruid, taschjeskruid, O. |
Tassen, b.w. Ophoopen. Ik tas, taste, heb getast. |
Tast, M. Hij deed het op den tast, bij den tast, d.i. al tastende. |
Tasten, b.w. Vatten. Voelen. Ik tast, tastte, heb getast. |
Tatewalen, b. en o.w. Krom praten, stamelen. Ik tatewaal, tatewaalde, heb getatewaald. |
Taxeeren, b.w. Schatten. Ik taxeer, taxeerde, heb getaxeerd. |
Taxis, M., taxissen. Een heestergewas. |
Te, voorz. Het wordt verbonden met de bijwoorden, welke op 8 eindigen: Tegoeds, doch te goed; tevergeefs, doch te geef. Zoo ook: terloops, tersluiks, doch ter sluik, ten onrechte, ter leen, enz. |
Teeder, teer, b.n. en bijw., teederder, teederst. Teederheid, teerheid, V. |
Teedergevoelig, teergevoelig, b.n. |
Teef, V., teven. Een wijfjeshond. Teefje. |
Teek, tiek, V., teken, tieken. Een insect. |
Teeken, O, teekens, teekenen. Teekens wordt gebruikt in gewonen, teekenen in verheven zin: leesteekens; wonderen en teekenen, de teekenen der tijden. |
Teekenaar, M. |
Teekenen, b.w. Ik teeken, teekende, heb geteekend. Teekening, V. |
Teel, teil. V., teelen, teilen. Een aarden vat. |
Teelt, V. |
Teem, M. Het temen: vervelend. langzaam praten. |
Teems, V., teemsen. |
Teen, toon, M., teenen, toonen. |
Teen, V., teenen. Twijg. Teenen, stoff. b.n. |
Teer, O. Terig. |
Teerling, M. Teerlinkje. |
Teezen, b w. Pluizen. Ik tees, teesde, heb geteesd. Teezing, V. |
Teffens, tevens, hijw. |
Tegel, M. Vloersteen. Tegeltje. |
Tegen, voorz. Tegen vormt met werkw. samenstellingen, als: Tegenademen, tegenbieden, tegenbulken, tegendraaien, tegendrijven, tegengapen, tegenijlen, tegenkomen, tegenloopen, tegenrennen enz. |
Tegendraads, bijw. |
Tegendraadsch, bn. |
Tegengif, - gift, V. Tegenvergif. |
Tegenkanting, V. |
Tegenspoed, M. |
Tegenspraak, V. |
Tegenstand, M. |
Tegenweer, V. |
Tegenwind, M. |
Tegenwrijten, o.w. Tegenstreven, tegenworstelen. Ik wrijt tegen, wreet of wrijtte tegen;
|
| |
| |
heb tegengewreten of tegengewrijt. |
Tegoeds, te goed, bijw. |
Tehuis, Thuis, O. |
Teil. Zie Teel. |
Teisteren, b.w. Ik teister, teisterde, heb geteisterd. Teistering, V. |
Tekort, O. |
Tekst, M. |
Tel, M. Telgang. |
Tel, M. Het tellen. |
Tel, telle, V. Zeker paard, om zijn gang ook telganger en pasganger geheeten. |
Telegraaf, V., telegrafen. |
Telegrafist, M. |
Telegram, O., telegrammen. |
Telegraphisch, b.n. |
Telen, b.w. Ik teel, teelde, heb geteeld. Teler. Teling, V. |
Telephoon, V. |
Teleurstellen, b.w. Ik stel teleur, stelde teleur, heb teleurgesteld. Teleurstelling. |
Telg, V. Spruit. |
Telg, M. en V. Afstammeling. |
Teljoor, O., teljoren. Een tafelbord. |
Telkenmale, telkenmaal, bijw. |
Telling, V. |
Teloorgaan, o.w. Gaat teloor, ging teloor, is teloorgegaan. |
Temen, o.w. Ik teem, teemde, heb geteemd Temer. Temerig. |
Temet, bijw. |
Tempeest, O., tempeesten. Onweder, orkaan. |
Tempel, M., tempels, tempelen. |
Tempelier, M., Tempeliers en Tempelieren. Ridder eener voormalige geestelijke orde. |
Temper, M. Tempering, getemperdheid. - Gesteldheid. |
Temperament, O. |
Tempering, V. |
Temptatie, V. Kwelling. |
Tempteeren, b.w. Kwellen. Ik tempteer, tempteerde, heb getempteerd. |
Tems. Zie Teems. |
Tenietdoening, V. |
Tenor, M., tenors, tenoren. |
Tent, V. |
Tenteeren, b.w. Ondervragen. Ik tenteer, tenteerde, heb getenteerd. |
Tenten (tinten), b.w. Eene wonde peilen. Ik tent, tentte, heb getent. Tentijzer. |
Tenware, tenzij, voegw. |
Tenzelfden, voorn. |
Teorbe, V. Eene soort van luit. |
Tepel, M. |
Tepronkstelling, V. |
Terdege, terdeeg, bijw. |
Terechtbrengen, terechthelpen, terechtstellen, terechtstaan, terechtwijzen. Als samenstellingen in één woord te schrijven. |
Teren, b.w. Met teer bestrijken. Ik teer, teerde, heb geteerd. |
Teren, b. en o.w. Verteren. Ik teer enz. Tering, V. |
Terloops, bijw. |
Term, M. Zie Adem. |
Termijn, M. Termijntje. |
Ternauwernood, bijw. |
Ternederliggen, ternederschrijven, ternederwerpen, ternederzinken in één woord te schrijven. |
Terp, V. |
Terpentijn, V. |
Terras, O., terrassen. |
Terrein, O. |
Tersluiks, ter sluik, bijw. |
Terts, V. |
Terug, bijw. Met werkw. vormt het samenstellingen, als: Terugbrengen, terugdrijven, terugjagen, terugreizen, terugspringen, terugvaren enz. |
Terugkomst, V. |
Terugreis, V. |
Terwijl, voegw. |
Terzelfder, voorn. |
Test, V. |
Testament, O. |
Testeeren, b.w. Ik testeer, testeerde, heb getesteerd. Een erfmaking doen. |
| |
| |
Tets, b.n. Deegachtig, niet doorbakken. |
Teug, V. |
Teugel, M. Teugelloos. |
Teut, M. en V. Iemand die langzaam spreekt. |
Teuten, o.w. Ik teut, teutte, heb geteut. |
Tevens, teffens, bijw. |
Tevergeefs, vergeefs, bijw. |
Tevreden, b.n. en bijw. Tevredenheid, V. |
Thans, bijw. Dit woord is samengetrokken uit te hande; daarom wordt het met h gespeld, evenals althans. Nochtans daarentegen, dat gevormd is uit nog en dan, mist daarom de h. |
Theater, O. |
Thee, V., theeën. |
Theologie, V. Theologisch. Theologant. |
Theoloog, M., theologen. |
Theorie, V., theorieën. |
Theriakel, triakel, V. Eene artsenij. |
Thesaurie, V. |
Thuis en te huis, bijw. |
Thyrs, M., thyrzen. De met wijngaardranken omslingerde staf der priesters van Bacchus. |
Tichel, M., tichels, tichelen. Ticheloven. Tichelsteen. |
Tiek. Zie Teek. |
Tiend, O., tienden. Tiendboek. Tiendplichtig. |
Tiendehalf, telw. |
Tier, V. |
Tierelantijntje, tierlantijntje, V. |
Tij, O., tijen. Verkorting van Getij. |
Tijd, M. Tijdelijk: voor zekeren tijd. Tijdig: in tijds, op zijn tijd. |
Tijding, V. Tijdinkje. |
Tijdsverloop, O. |
Tijdvak, O. |
Tijdverdrijf, O. |
Tijdverlies, O. |
Tijen, tijgen, o.w. Ik tij, tijde, heb getijd. Zij tijen (tijgen) weer aan 't werk. |
Tijgen (aantijgen), b.w. Beschuldigen. Ik tijg, tijgde, teeg, heb getijgd, getegen. |
Tijgen (eigenlijk tiegen), o.w. Trekken. Ik tijg, tieg; toog; ben getogen. |
Tijger, M., tijgers en tijgeren. Tijgerin, V. |
Tijk, O. voor de stof, V. voor het voorwerp (een overtrek), dat er van vervaardigd wordt. Beddetijk. Kussentijk. |
Tijloos, tijdeloos, V., tijloozen. Zekere bloem. |
Tijm, M. Eene welriekende plant. |
Tijne, V. Een watervat. |
Tijns, tins, M., tijnzen, tinzen. Cijns, schatting, tol. |
Tik, M. |
Tiktak, O. Zeker spel. |
Til, M. Het tillen. |
Til, tille, V. Ophaalbrug. - Duiventil. |
Tilbury, V., tilbury's. |
Timber, M. Stempel. Hetzelfde als het Fransche timbre. |
Timide, b.n. Vreesachtig, beschroomd. |
Timiditeit, V. |
Timmer, O. Vertrek. Komt alleen voor in Vrouwentimmer, hetzelfde als het Hoogd. Frauenzimmer. |
Timmer, M. De gebouwen op eene pachthoeve. |
Timmerage, V. Zie Bagage. |
Timpaan, O. Boekdrukkerswoord. |
Timpje, O. |
Tin, O. Tinnen, stoff. b.n. |
Tinne, V. Het uitgetande bovenste gedeelte van oude stadsmuren enz. De tinne van den Jeruzalemschen tempel. - Top, spits. |
Tins, M. Zie Tijns. |
Tint, M. Tintwijn. De beste
|
| |
| |
en beroemdste roode wijn van Andalusië (Spanje.) |
Tint, V. Kleur. |
Tintel, V. Ook: Tondel, tonder, O. |
Tip, M. Tipje. |
Tirade, V., tirades. Uitweiding, scherpe uitval. |
Tirailleur, M. |
Tiran, tyran, M. Tirannetje, O. Tiranniek. Tiranniseeren. |
Tirannie, tirannij, V. |
Tiras, V., tirassen. Zeker net om patrijzen, leeuweriken enz. te vangen. |
Tiras. Eene soort van cement. Zie Tras. |
Tiretein, O. Eene half linnen, half wollen stof. Tireteinen, stoff. b.n. |
Titel, M. Titeltje. |
Tittel, M. Titteltje. |
Titulatuur, V. Titel voluit. |
Tjalk, V. Zeker vaartuig. Zie Aak. |
Tjanken, o.w. Ik tjank, tjankte, heb getjankt. |
Tjerk, M. Eene soort van Amerikaansche snip. |
Tjilpen, o.w. Ik tjilp, tjilpte, heb getjilpt. |
Tobbe, V. Tobbetje. |
Tobber, tobberd, M. |
Toch, voegw. |
Tocht, M. Veldtocht. Tochtgenoot, M. Tochtgenoote, V. - Tochtgat. Tochtig. |
Tochten, o.w. Het tocht, tochtte, heeft getocht. |
Tod, todde, V. Toddetje, todje. |
Toe, bijw. Met werkw. vormt het samenstellingen, als: Toebakeren, toebedeelen, toebrengen, toegaan, toegeven, toegieten, toegommen, toeknijpen, toekomen enz. |
Toedoen, O. |
Toedracht, V. |
Toegang, M. Toegankelijk. |
Toegangsbiljet, O. |
Toegeeflijk, toegefelijk, b.n. Toegeeflijkheid, V. |
Toegenegen, b.n. Toegenegenheid, V. |
Toekomst, V. Toekomstig. |
Toelaag, toelage, V. Zie Aanvraag. |
Toeleg, M. |
Toepasselijk, b.n. |
Toepassing, V. Zie Achting. |
Toer, M. |
Toeslag, M. |
Toespraak, V. Toespraakje. |
Toespijs, V. |
Toestand, M. |
Toestel, M. en O. Toestelletje. |
Toeten, o.w. Ik toet, toette, heb getoet. Toethoorn of toethoren. |
Toets, M. |
Toetsen, b.w. Ik toets, toetste, heb getoetst. |
Toetssteen, M. voor den steen, O. voor de stof. |
Toeval, M. Bijval. |
Toeval, O. Onverwacht geval. Toevallig, b.n. |
Toeverlaat, M. |
Toevloed, M. |
Toevlucht, V. |
Toevoer, M. |
Toevoorzicht, O. |
Toezeg, M. Toezegging, V. |
Toezicht, O. |
Toffel, V. Pantoffel. |
Toga, V., toga's. |
Toilet, O. |
Tol, M. Schatting. - Een kinderspeeltuig: priktol, bromtol enz. Tolletje. |
Tolk, M. in alle beteekenissen. |
Tollenaar, M., tollenaars, tollenaren. |
Tombe, V., tombes. Grafteeken. In Graftombe is eigenlijk het eerste woord overtollig, maar daar tombe in de gewone taal niet duidelijk genoeg is, zou het woord evenwel eenige aanbeveling verdienen. |
Tombola, V., tombola's. Zeker loterijspel. |
Ton, V. Tonnetje. Tonneboei. Tonnengeld. |
| |
| |
Tondel, tonder, O. |
Tong, V. Zeker lichaamsdeel. - Zekere visch. Tongetje. |
Tonijn, M. Zekere visch. |
Tontine, V. Lijfrente. |
Toog, V., togen. Teug. |
Toog, M., togen. Een woord uit de bouwkunde. |
Toog, M., toogen. Toonbank. |
Toogen, b.w. Toonen, aanwijzen. Ik toog, toogde, heb getoogd. |
Tooi, M. Tooisel, O. |
Toom, M., toomen. Toompje. Toomeloos. |
Toomen, b.w. Ik toom, toomde, heb getoomd. Tooming, V. |
Toon, M., toonen. Teen. |
Toon, M., tonen. Geluid. |
Toon, M. in Ten toon. |
Toonbank, V. |
Toonder, M. |
Tooneel, O., tooneelen. |
Tooneelist, M. Een tooneelspeler. |
Tooneellist, V. Eene list op het tooneel. |
Toonen, b. en o.w. Ik toon, toonde, heb getoond. |
Toonloos, b.n. |
Toorn, M. |
Toorts, V., toortsen. |
Toost, M. Feestdronk. |
Toot, V., toten. Aangezicht. - Een zijden strik op een vrouwenhoofddeksel. - 't Woord is in deze beteekenissen verouderd. - Eene soort van horens, ook kegelschelp geheeten. |
Toovenaar, M., toovenaars en toovenaren. |
Toovenaarster, toovenares, tooveres, V. |
Tooveren, b. en o.w. Ik toover, tooverde, heb getooverd. |
Tooverheks, V. |
Tooverij, V. Zie Babbelarij. |
Tooverkol, V., tooverkollen. Tooverheks. |
Top, M. |
Top, M. Zie Tol, 2de beteekenis. |
Topaas, M. voor den steen, O. voor de stof. Topazen, stoff. b.n. |
Toppenend, O., toppenenden. Ook toppenant, V., toppenanten. (Scheepswoord). |
Toppunt, O. |
Tor, V., torren. Torretje. |
Torbok, M. Een insect. |
Toren, M., torens. |
Torenwacht, M. voor een wachter; V. voor de gezamenlijke wachters. |
Tornen, b. en o.w. Ik torn, tornde, heb getornd. Tornmesje. |
Tornooien, o.w. Ik tornooi, tornooide, heb getornooid. Tornooispel. |
Torsen, b.w. Ik tors, torste, heb getorst. |
Tort, O. Ongelijk, hartzeer. |
Tortel, M. en V. |
Totaal, O., totalen. |
Totebel, V., totebellen. Eene soort van kruisnet. - Een slordig en haveloos vrouwmensch. Totebelletje. |
Touter, M. Een schommel. |
Touw, O. Touwen, stoff. b.n. |
Traag, b.n. en bijw. |
Traan, M. Oogvocht. |
Traan, V. Vischolie. |
Traanbuis, V., traanbuizen. |
Trachten, o.w. Ik tracht, trachtte, heb getracht. |
Tractaat, O. Verdrag. |
Tracteeren, b.w. Behandelen. Ik tracteer, tracteerde, heb getracteerd. |
Traditie, V., tradities, traditiën. Overlevering; volkslegende. |
Tragedie, V., tragediën, tragedies. Treurspel. |
Tragisch, b.n. Treurig, droevig. |
Traject, O. Overvaart; afstand (te water). |
Traktaatje, O. Vertoogje, geschriftje. |
Traktant, M. Traktante, V. |
| |
| |
Traktatie, V. Zie Aalbezie. |
Trakteeren, b.w. Onthalen. Ik trakteer, trakteerde, heb getrakteerd. |
Traktement, O. |
Tralie, V., tralies, traliën. Tralietje. |
Tram, V., trammen, trams. |
Tramweg, M. |
Trans, M., transen. Omgang. Galerij. Torentrans. |
Transport, O. |
Trant, M. |
Trap, M. Schop. |
Trap, V., trappen. Al de treden te zamen. Wenteltrap. |
Trap, M. Trede. Hij stond op den eersten trap van de wenteltrap. |
Trapsgewijze, trapsgewijs, bijw. Bij trappen, van lieverlede, allengs. |
Trapswijze, trapswijs, bijw. Op de wijze van eene trap. |
Tras, O. Trasmolen. |
Travalje, V. Hoefstal, noodstal. Hetzelfde als het Fransche travail. |
Trawant, M. Lijfwachter. |
Trechter, M. |
Tred, M., treden. Tredje. |
Trede, V., treden. Treetje. |
Treden, b. en o.w. Ik treed, trad, heb en ben getreden. |
Treder, M. |
Treeft, V. IJzeren drievoet. |
Treek (trek), M., treken. List. |
Tref, M. |
Treffelijk, b.n. en bijw. |
Treffen, b.w. Ik tref, trof, heb getroffen. |
Treil, M. Koord, touw. Zeil en treil: zeilen en touwen. |
Trein, M. |
Treiteren, b.w. Ik treiter, treiterde, heb getreiterd. Plagen, kwellen. |
Trek, M. Pennetrekken, gelaatstrekken. Trekken van heldenmoed. - Zucht, begeerte. - Het trekken. Trek heeft soms de beteekenis van treek: looze streek, list. |
Trekken, b. en o.w. Ik trek, trok, heb en ben getrokken. |
Tremel, M. De trechter van een molen. |
Trens, V., trenzen. Een toom, welks mondstuk geene stang heeft. - Eene lis of lus. |
Trenzen, b.w. Vlechten. Ik trens, trensde, heb getrensd. |
Trepaan, M. Eene schedelboor. |
Trepaneeren, b.w. Den schedel doorboren, den schedel lichten. Ik trepaneer, trepaneerde, heb getrepaneerd. |
Treuren, o.w. Ik treur, treurde, heb getreurd. |
Treuzel, M. en V. Treuzelaar, M. Treuzelaarster, V. Sukkelaar, talmer; sukkelaarster, talmster. |
Trezoor, O., trezoren. Schat. Trezorie. Trezorier. |
Triakel. Zie Theriakel. |
Triangel, M. Driehoek. - Een muziekinstrument. |
Tribune, V., tribunes. Eene verhevene plaats. |
Tricot, O. Zekere grove stof. |
Tricot, V. Een kostuum van tricot. |
Tribuun, M., tribunen. De Romeinen hadden krijgstribunen en volkstribunen. |
Trielje, V. Eene soort van linnen. Trieljen, stoff. b.n. |
Trijp, O. Trijpen, stoff. b.n. |
Trijzel, V. Eene korenzeef. |
Tril, M. - Hij gaat op den tril (dril). |
Trillioen, O. |
Trimester, O. Een kwartaal, drie maanden. |
Triomf, triumf, M. Zegepraal. |
Triomfeeren, o.w. Ik triomfeer, triomfeerde, heb getriomfeerd. |
Trip, V. Eene soort van vrouwenmuil met houten zool. |
Tripel, O. Polijstpoeder, aldus geheeten naar de stad Tripoli, |
| |
| |
Trits, V. Drietal. |
Tritsen, o.w. Een spel, dat met vier teerlingen gespeeld wordt en waarbij vooral het werpen van drie gelijke oogentallen: drie eenen, tweeën enz. in aanmerking komt. |
Troebel, b.n. Troebelachtig, b.n. |
Troef, V., troeven. |
Troep, M. Troepje. |
Troetelen, b.w. Ik troetel, troetelde, heb getroeteld. |
Troffel, M. |
Trog, M. |
Troggelen, o.w. Ik troggel, troggelde, heb getroggeld. Troggelaar. Troggelaarster. Troggelarij, V. |
Trom, V., trommen. |
Trommel, V., trommels, trommelen. Trommeltje. |
Tromp, V. |
Trompet, V. |
Trompetter, M. |
Tronen, o.w. Zetelen. Ik troon, troonde. heb getroond. |
Tronie, V., tronies. Gezicht. |
Tronk, M. |
Troon, M., tronen. Troonopvolger. |
Troonen, b.w. Lokken. Ik troon, troonde, heb getroond. |
Troop, M., tropen. Overdrachtelijke zegswijze. |
Troost, M. Troostelijk. Troosteloos. |
Tropee, V., tropeeën. Zegezuil. zegeteeken. Velen schrijven verkeerdelijk trofee of trophee. |
Tropisch, b.n. Tot de keerkringslanden behoorende. Tropische gewesten. |
Trots, M. - Het komt, evenals spijt, in verkorte uitdrukkingen als voorzetsel voor: Hij deed het, trots (of spijt) den beste. |
Trots, bijw. |
Trotsch, b.n. Trotschaard. Trotschheid, V. |
Trotsen (trotseeren), b.w. Ik trots, trotste, heb getrotst. |
Trouw, V. Trouwelijk, trouweloos. |
Trouwens, bijw. |
Trunt, truntel, O. Iets kleins van geringe waarde. |
Truweel, O., truweelen. Troffel. |
Tuberoos, V., tuberozen. Eene bloem. |
Tucht, V. Tuchteling, M. en V. Tuchtelinge, V. Zie Aanhangeling. Tuchteloos. Tuchthuis. Tuchtigen. |
Tufsteen, dufsteen, M. voor den steen, O. voor de stof. |
Tui, V. Een scheepstouw. |
Tuig, O. Tuighuis. |
Tuigage, V. Zie Bagage. |
Tuil, M. Jokkernij, scherts. - Bloemtuil: ruiker. |
Tuiltje, O. Ruiker. |
Tuin, M. Tuinier, M. Tuintje. |
Tuinman, M., tuinlieden en tuinlui. |
Tuischen, b.w. Ruilen. - Spelen, dobbelen. - Ik tuisch, tuischte, heb getuischt. |
Tuit, V. |
Tuk, M. Aard, geslacht. - List, treek. |
Tuk, b.n. Begeerig. Tuk op moord, tuk op roof zijn. |
Tukje, O. Dutje: Een tukje doen. |
Tul, V. Eene pul. |
Tul, M. en V. Iemand die van de tul houdt. |
Tulband, M. Turksch hoofddeksel. - Zeker gebak. Tulbandje. Tulbandsvorm. |
Tule, V. Zeker garenweefsel. |
Tulen, stoff. b.n. |
Tulp, V. Tulpebol, tulpeboom. Tulpenbed. Tulpenkweeker. |
Tumult, O. |
Tureluur, M., tureluurs en tureluren. Zekere vogel. - Luim. |
Turf, M. als het een enkelen turf, O. als het de stof aanduidt, en V. als verzamelende
|
| |
| |
stofnaam: Hij viel over eenen turf. Het turf is zachter dan het steen. Hij verkocht mij dure en tevens slechte turf. |
Turkoois, M. voor den steen, O. voor de stof. Turkooizen, stoff. b.n. |
Tusschen, voorz. |
Tusschenbeide, bijw. Tusschenbeide komen. |
Twaalf, telw. Twaalfdehalf. Twaalfderhande. Twaalfderlei. Twaalfhonderd. - De twaalven. |
Twee, telw. Tweemaal. Twee malen. Tweehonderd. Twee duizend. |
Twee, V., tweeën. |
Tweedracht, V. Tweedrachtig. Tweeërhande, tweeërlei, soortgetallen. |
Tweeling, M. en V. Tweelinge, V. Zie Aanhangeling. |
Tweern, M. Zie Twijn. |
Tweespalt, V. |
Twente, O. Niet: Twenthe. |
Twentenaar, M. |
Twijfel, M. Twijfelingen, V. meerv. |
Twijfelen, o.w. Ik twijfel, twijfelde, heb getwijfeld. Twijfeling, V. Twijfelaar. |
Twijg, V. Eene loot. |
Twijn, M. Gedubbeld garen: Garen, dat uit twee (of meer) ineengedraaide draden bestaat. |
Twijnen (tweernen), b.w. Ik twijn, twijnde, heb getwijnd. Twijnderij, V. Twijnder, M. |
Twintig, telw. Twintigerlei. Twintigerhande. |
Twist, M. Twistig. Twister. |
Type, V. Drukletter. |
Type, O. Uitgedrukt beeld. |
Typhus, M. |
Tyran. Zie Tiran. |
|
|