U.
U, V., u's. Zie A. |
U, voorn. Derde en vierde naamval van Gij. |
Uchtend. Zie Ochtend. |
Ui, M., uien. Ajuin. Uieplant, -schil. Uienbed, -loof, -reuk, -salade enz. |
Uier, M. In sommige streken elder geheeten de melkvaten van sommige zoogdieren. |
Uil, M. Uilebek, -klauw, -kop, -veer. Uilennest, -vlucht. Ui- |
Uilskop, M. Domoor. (lenoog. |
Uilskuiken, O. |
Uit, voorz. Met werkw. vormt uit samenstellingen, als: Uitbaggeren, uitbarsten, uitbeelden, uitbesteden, uitblaren, uitbranden, uitdoen, uitgraven, uithollen, uitloopen, uitvorschen, uitweiden, enz. |
Uitbundig, b.n. en bijw. |
Uitdrager, M. Iemand, die gebruikt huisraad en kleederen koopt en verkoopt. Uitdragerswinkel. |
Uiteen, bijw. Met werkw. vormt het samenstellingen, als: Uiteenbarsten, uiteengooien, uiteenslaan, uiteenspringen, uiteenvallen. |
Uitermate, bijw. Samentrekking van uit der mate. |
Uitgaaf, uitgave, V., uitgaven. Zie Aanvraag. |
Uitgelezen, b.n. Uitgezocht: een uitgelezen gezelschap. |
Uitgestreken, b.n. Effen, kalm: met een uitgestreken gezicht. |
Uitgang, M. |
Uitgift, uitgifte, V. Zie Aanvraag. |
Uitham, M. |
Uitheemsch, b.n. Uitheemschheid, V. |
| |
Uithuizig, b.n. |
Uitkijk, M. Uitkijker. - Uitzicht. |
Uitkomst, V. |
Uitlandig, b.n. Buitenslands. |
Uitlandsch, b.n. Buitenlandsch. |
Uitlatingsteeken, O. |
Uitleg, M. |
Uitmuntend, b.n. Uitmuntendheid. |
Uitroep, M. |
Uitroepingsteeken, O. |
Uitschot, O., uitschotten. |
Uitschraapsel, O. |
Uitschrabsel, O. |
Uitschrapsel, O. |
Uitslag, M. |
Uitspanning, V. Uitspanninkje. |
Uitspansel, O. |
Uitspraak, V. |
Uitstek, O., uitstekken. |
Uitstel, O. |
Uittreksel, O. Uittrekseltje. |
Uitval, M. |
Uitverkoren, b.n. |
Uitvlucht, V. |
Uitvoer, M. |
Uitwateringssluis, V. |
Uitzet, M. Het uitzetten. |
Uitzet, O. Goederen, welke een kind mede ten huwelijk krijgt. |
Uitzicht, O. |
Ukaze, V. Keizerlijk bevelschrift in Rusland. |
Ulevel, V. Ulevelletje, O. Ulevellepapiertje. |
Unie, V., unies. |
Uniform, V. |
Universiteit, V. |
Unster, V. Zeker weegwerktuig. |
Ure, V., uren. |
Uur, O., uren. |
Uwenthalve, uwentwege, bijw. |
|
|