Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde
(1994)–Rik Van Daele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
3. Auteur en kopiistEen aantal problemen is complexer dan door ons werd aangegeven. Vereenvoudigingen, classificaties en definities zijn nodig om de complexe werkelijkheid van de handschriftenoverleveringGa naar voetnoot(126), het auteurschap en de bronnen van middeleeuwse verhalen te achterhalen. Toch helpen schema's zoals die van H. Büttner en E. Martin het overzicht te bewaren in een veelheid van divergerende gegevens. Niet alleen voor de RdR, maar ook voor VdvR werken we met vereenvoudigingen. We opteren te refereren aan hs. A. Met andere woorden, we gebruiken een tekst van circa 1400-1425 die sterk verschilt van de autograaf. Toch trachten we de bedoelingen van de dichter betreffende de structuur en de betekenis van de Reynaertruimte te reconstrueren. De situatie is ambigu. Een vergelijking tussen de volledige handschriften A en F en de dertiende-eeuwse Reynaertfragmenten G en E maakt duidelijk dat de kopiisten van VdvR hun legger meestal getrouwer hebben overgezet dan hun Oudfranse collega's, die tevens bewerkers en compilatoren waren. Toch hebben we geen absolute zekerheid dat de tekst in de vorm van A de oorspronkelijke versie dicht benadert. Wanneer we het dus hebben over de Reynaert van de Reynaertdichter, dan refereren we aan de tekst zoals die in de handschriften is overgeleverd. Maar de situatie is nog complexer. Over de juiste inbreng van Willem hebben we geen precieze informatie. Zowel vóór als nà Willems schrijfact zijn er onbekende factoren. Vóór: we kennen Willems bron niet precies; we weten dus niet precies wat zijn eigen inbreng is. Willem ontleende zijn stof aan Franse auteurs. Soms vertaalde hij letterlijk, maar meestal vervormde hij zijn materie (een ‘materia plastica’Ga naar voetnoot(127)). Bovendien is er de mysterieuze Arnout. Maakte die een vertaling van een Franse branche (I?) of van (een boek van) de Ysengrimus? maar ook nà de schrijfact zijn er vele onbekenden. Willem heeft zijn tekst aan de kopiisten moeten overlaten. Wanneer we spreken over ‘de kopiist’ van A of van F, bedoelen we: de reeks van kopiisten die het werk gekopieerd hebben in de tijdsspanne tussen de autograaf en de ons overgeleverde apografen. Het kan er één geweest zijn, maar waarschijnlijk waren het er meer en kan men spreken van een kopiistencollectief. Het aantal ‘handen’ is niet achterhaalbaar. ‘L'écriture | |
[pagina 252]
| |
renardienne est polygraphique à plusieurs mains, à plusieurs voix.’Ga naar voetnoot(128) In navolging van J.R. Scheidegger introduceren wij de term 'polygraaf en gebruiken hem in een dubbele betekenis: in de enge zin betreft het de reeks van afschrijvers die de tekst kopieerden, in de brede zin, en dit is ook de betekenis van de term bij Scheidegger, is de auteur deel van de ‘polygraaf’. Het is immers in een aantal gevallen niet meer duidelijk welke ingrepen door de auteur zelf zijn aangebracht en welke door de kopiist(en). Als de kopiisten hebben ingegrepen, is het onmogelijk te bepalen welke specifieke kopiist de veranderingen doorvoerde en met welke bedoeling. Het is mogelijk dat vele opeenvolgende kopiisten nauwkeurig kopiëren, terwijl één dit niet doet en creatief ingrijpt, of slordig werkt door vermoeidheid of haast. Tekstkritisch onderzoek kan hier misschien meer gegevens blootleggenGa naar voetnoot(129). De overlevering is veel grilliger geweest dan een Lachmanniaans dubbelbenig schema, dat de rol van de kopiist minimaliseert, weergeeft. Zonder op deze bespiegelingen dieper in te gaan, moet opgemerkt worden dat de definitie van ‘de Reynaertauteur’ problematisch is. ‘Reynaertdichter’, ‘Willem’, ‘de auteur’ zijn omschrijvingen die we als synoniemen gebruiken. De uiteindelijke Middelnederlandse tekst van ca. 3470 verzen beschouwen we als het werk van Willem. Hij was zich trouwens bewust van zijn auteurschap, getuige de vermelding van zijn naam in de proloog en in het acrostichon op het einde. We geven de Reynaertdichter echter geen historiciteit en geen herkenbaar gezicht. |
|