Nonneman, of Reynaert in Boudelo
De heemkundige en vossejager Maurice Nonneman (1907-79) beweerde bij hoog en bij
laag dat Van den vos Reynaerde geschreven werd door iemand uit
de abdij van Boudelo, vanuit Boudelo, met als achtergrond het landschap tussen
Boudelo en de Alvinusberg te Stekene. Hij beweerde dat de avonturen van Reynaert
eigenlijk toespelingen waren op toestanden die zich voordeden binnen de abdij
gedurende de periode van haar prille bestaan tot 1240. De schrijver van het
dierenverhaal was Willem, de kleine prior, die hij vereenzelvigde met Willem van
Boudelo, een van de ‘clerici’ van Margareta, gravin van
Vlaanderen.
Deze Willem van Boudelo, die tot 1260, jaar van zijn overlijden, klerk was van
Margaretha, zou de Reynaert geschreven hebben op haar verzoek.
Om dit te staven legde Nonneman een reeks toponiemen op tafel die hij kon
lokaliseren te Stekene. Reynaert identificeerde hij met Boudewijn van Boekel die
evenals Reynaert een ‘begheven clusenaere’ was, Boudelo
was Malpertuus, de dood van Coppe was een toespeling op de moord op abt
Theodoricus in 1226, dat Reynaert kippen gaat stelen bij de nonnen kwam doordat
Boudelo jarenlang in onmin leefde met het klooster van Oudenbos te Lokeren over
tienden en visrechten in de Durme.
In Reynaerts historie is er sprake van de ‘abt
Bandelo,’ wie anders kon bedoeld zijn dan de abt van Boudelo.
Boudelo had volgens Nonneman een literaire traditie. Zo beweerde hij ook dat Dirk
van Assenede op latere leeftijd zou ingetreden zijn in de abdij van Boudelo.
Reynaertgezelschap in Boudelo, 1975. (Zie p. 191.)