Het was ooit het
privé-jachtgebied van de graven van Vlaanderen die hier, als
toezichters op hun eigendommen, de heren van Voorhout installeerden. De
‘forestiers’ van Voorhout hadden in dit Klapdorp een eigen
leen. Een aantal toponiemen verwijst nog naar de heerlijkheid van Voorhout. Ter
hoogte van camping Voorhout zitten de ruïnes van het 13de-eeuwse
kasteel van Voorhout nog onder de grond en in de Burchtakker ligt nog steeds de
mote (burgheuvel) van de Alvinusberg als residu van de oorspronkelijke vestiging
van de ‘forestiers’.
Ondertussen hebben we de grenspost bereikt. Hier staat een merkwaardige
grenspaal. We slaan linksaf. Dit deel van de weg heet de Stropersstraat. Wie een
wandeling wil maken in dit gebied - wat we ten zeerste aanbevelen - kan best
vertrekken aan de derde Reynaertbank op onze tocht. Ze bevindt zich aan de
linkerkant van de weg enkele honderden meter voorbij de grens.
De wandeling ‘de Stropersroute’ is aangeduid met een groene
S op bruine palen. Op het gemeentehuis te Stekene zijn de beschrijvingen te
verkrijgen van een zevental wandel- en fietsroutes, waaronder de Stropersroute.
Eigenaardig genoeg, ontleent het natuurgebied zijn naam niet aan stropers, die
men hier zeker kan verwachten, maar aan de familie Stroopers of De Strooper die
in de 17de en 18de eeuw eigendommen had liggen in dit gebied. Waarom de bank
hier werd geïnstalleerd, vergt enige verklaring. In handschrift F van
Van den vos Reynaerde, ook genoemd het Dyckse handschrift,
komt een tamelijk duistere passage voor. Wanneer in dit handschrift gesproken
wordt over Kriekeputte schrijft de kopiist het volgende:
Int hoghestende van Vlaendren staet
Een berch staet ende hiet hulsterloe
Coninc gi moget wel wesen vroe
Een tromp boem hiet criecpit
Staet int suutwest niet verre danen. (F 2537-42)
Het is duidelijk dat de middeleeuwse afschrijver hier bij zijn werk de pedalen is
kwijtgeraakt en een aantal dingen heeft geschreven dat met het origineel nog
weinig te maken had. Toch kan men niet ontkennen wat er staat. Een aantal
vossejagers heeft gemeend ‘een tromp boem’ als echt te
moeten aanvaarden en heeft er dan ook een verklaring voor gezocht. Onder hen
bevond zich Willem Melis, een fervente heemkundige en fanatieke Kemzekenaar. Ook
broeder Aloïs was te vinden voor de volgende