Van den vos Reynaerde
Het verhaal
‘Het was in eenen tsinxen daghe.’ Het is lente en er is
groen alom. Koning Nobel de leeuw houdt hofdag en alle dieren zijn present ...
op uitzondering van Reynaert, die zich al te schuldig voelt. Het regent klachten
tegen de vos en vooral Isegrim de wolf uit zware beschuldigingen. De rosse
schurk heeft zijn vrouw ‘verhoert’ en zijn kinderen
stekeblind gepist. Ware al het laken van Gent bijeengegaard, zo schreeuwt de
wolf, dan nog zou men alle misdrijven van Reynaert er niet kunnen opschrijven.
Na Isegrim springt het Franssprekende hondje Courtois in de ring. Tijdens een
koude winter heeft de vos hem een worst ontstolen. Tibeert de kater komt tussen
en verklaart de worst ontvreemd te hebben van een slapende molenaar. Pancer de
bever maakt een eind aan dit pietluttig heen en weer gekibbel van kat en hond en
komt met recente en veel ergere feiten aandraven. Gisteren nog belette hij
Reynaert Cuwaert de hals af te bijten. Reynaert had de haas beloofd hem het
credo te leren en hem kapelaan te maken, en daarom had hij zijn slachtoffer vast
tussen zijn benen genomen. En meteen laat Paneer de nog verse wonden zien.
De koning is verontwaardigd en besluit al deze misdrijven te vergelden. Maar nu
springt Grimbeert de das op, een neef van Reynaert, en hij tracht de
beschuldigingen te ontkrachten. Isegrim is zelf een schurk en berokkende
Reynaert heel wat leed. En wat Hersinde betreft, nu ja, zij bemint Reynaert al
lang. Wat kan men daar nu nog over zeggen? Wat kat en hond klagen, is van
generlei waarde: gestolen goed gedijt niet. En wie leraar is, kan de roede niet
missen; flauwekul dus wat Pancer vertelt. Integendeel, zo beweert de das,
Reynaert is tegenwoordig een eerlijk man. Kluizenaar is hij, vastend en biddend,
bleek en mager.
Maar terwijl de das Reynaert vlijtig klaart van alle smet, komt in de verte een
treurige stoet aan. De luid jammerende Cantecleer en zijn resterende kinderen
stappen weekla-