Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2
(1977)–Jo Daan, M.J. Francken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
20. umlaut van ô uit wgm. au: (ik) geloofaant.Kaart 20 geeft de uitbreiding van de niet-functionele umlaut van lange o die ontstond uit een germaanse tweeklank; de uitbreiding van de umlaut van de klinkers, ontstaan uit een wgm. ô werd gegeven op kaart 9 in afl. 1. Het verbreidingsgebied van de umlaut is in het geval van kaart 20 slechts weinig kleiner dan in dat van kaart 9. Het verschijnsel van de umlaut is in de tekst bij kaart 7 (laag) en 9 (groen) van afl. 1 in het kort beschreven, onder verwijzing naar literatuur.
Omdat kaart 20 een beeld van de umlaut wil geven, worden geen varianten van de klinker die niet door umlaut was getroffen met verschillende tekens aangegeven. Deze varianten zijn, met een enkele uitzondering, dezelfde als die in boom en dus te vinden op kaart 18. De umlautsvocaal vertoont de volgende varianten: in Belgisch-Brabant en Noord-Limburg komt een nauwe geronde palataal voor, in de legenda gespeld met uu, fonetisch ongeveer [y]; deze heeft soms een naslag. Deze nauwe palataal werd ook opgegeven voor een aantal plaatsen in Noord-Brabant, maar de rest van oostelijk Nederland heeft een wijdere palataal-geronde vocaal, in de legenda gespeld met eu, fonetisch ongeveer [ø], die slechts voor enkele plaatsen in Belgisch-Brabant, maar vaker in het zuiden van Belgisch-Limburg gedeeltelijk aansluitend bij Nederlands-Limburg, werd opgegeven. Ook deze heeft soms een naslag. Het grootste deel van Belgisch- en Nederlands-Limburg heeft een diftong, in de legenda gespeld met ui, fonetisch ongeveer [œy]. In de gebieden met jongere, algemene ontronding in Nederlandssprekend-België komen ook van de umlautsvocalen ontronde vormen voor, op de kaart aangegeven met de helft van het teken dat voor de geronde palataal is gebruikt.
Bij de vergelijking van de kaarten 18 (boom) en 20 (ik | |
[pagina 74]
| |
geloof) valt op dat het Oostvlaamse gebied op de eerste kaart een palataal geronde vocaal heeft. (Ik) geloof heeft diezelfde vocaal, maar deze is op kaart 20 niet aangegeven met een teken dat op umlaut wijst. Goossens (1962) heeft nl. op goede gronden vastgesteld dat in Oost-Vlaanderen niet van umlaut gesproken kan worden, maar dat hier een zogenaamd spontane palatalisering heeft gewerkt. Het gebied waar dit het geval geweest moet zijn is op kaart 18 te herkennen aan de parallellogrammen. Ook het gebied rondom Brussel, dat op kaart 18 parallellogrammen heeft, hoort volgens Goossens niet tot het gebied met umlaut, wel bij dat met spontane palatalisering. Hier hebben we op kaart 20 echter wel een teken aangegeven, omdat in een aantal gevallen verschil was tussen de klinker van boom en geloof door het al of niet aangeven van een naslag; bovendien geeft de fonetische spelling vaak een nauwere variant voor boom dan voor geloof. Misschien is de verklaring hiervoor te zoeken in de positie, nl. in de volgende consonant. In het genoemde artikel zijn de verschijnselen umlaut en spontane palatalisering, in samenhang met de belasting van de palataal-geronde vocalen door Goossens helder en uitvoerig behandeld, zodat we voor verdere bijzonderheden over Nederlandssprekend België hiernaar kunnen verwijzen.
Kleinere uitbreiding van de umlaut in geloof, in vergelijking met groen (kaart 9) blijkt vooral in Stellingwerf en in het noordwesten van Groningen. Het ontbreken van umlaut kan misschien in het eerste gebied toegeschreven worden aan invloed van buiten, zoals ook voor het Bilt in Friesland en de Friese steden niet uitgesloten is. Een dergelijke invloed alleen in het noordwesten en niet in de rest van Groningen is echter niet waarschijnlijk. De vorm van het gebied doet enigszins denken aan dat van zuur (kaart 11). Waarmee niet gezegd wil zijn dat aan eenzelfde verklaring gedacht moet worden als Heeroma voor zuur meende te kunnen geven. | |
[pagina 75]
| |
In het Fries is de klinker in geloof evenals die in boom gepalataliseerd, maar het resultaat is in geloof veel minder eenvoudig. Miedema (1973) heeft de verschillende vormen toegelicht. Zijn conclusies, getrokken op grond van de studie van spellingen in de loop der eeuwen zijn de volgende: de oudste vorm is leew, die wordt opgegeven voor Schiermonnikoog, Hindelopen en Workum, evenals voor twee plaatsen in de Friese Wouden; jonger is ljou, nog jonger ljo, de meest verbreide vorm. In loow en löw, die alleen in het zuiden voorkomen, is het eerste element van de stijgende tweeklank verloren gegaan. Voor nadere gegevens verwijzen we naar het genoemde artikel. |
|