Toelichting bij gebruikte termen en spelling
1. Termen:
Klinkers: de termen voor-, achterklinker zijn op dezelfde wijze gebruikt als in Van den Berg (1972). Als variant van voorklinker is gebruikt: voorvooaal, als varianten van achterklinker zijn gebruikt: achtervooaal, velaire vooaal.
Nauwe, wijde klinker: gesloten, meer open klinker.
Neutrale klinker: [ə] (Van den Berg (1972) 32).
Scherp- en zachtlange oo: scherplange oo is ongeveer de Nederlandse oo voor r, zachtlange oo is ongeveer de Nederlandse oo in andere positie. De fonetische realisering is niet overal dezelfde, maar als een dialect een scherp- en zachtlange oo heeft, zal de eerste veelal ontstaan zijn uit een wgm. au, de andere uit een korte klinker.
Sleeptoon en stoottoon: distinctief kenmerk van de Limburgse dialecten; verschillend intonatieverloop binnen een lettergreep. Zie voor deze begrippen Jongen (1972).
Tweeklanken:
Een tweeklank kan oneigenlijk zijn, d.w.z. dat het fonologisch een monoftong is, maar in de fonetische realisering een verloop naar de neutrale klinker vertoont. In de diachronische ontwikkeling kan een oneigenlijke diftong een echte diftong worden, de monoftong en de naslag gaan sterker verschillen in fonetische realisering; anders gezegd: de niet- of weinig-gedissimileerde diftong wordt tot een gedissimileerde of sterk gedissimileerde diftong.
Verandering van klinkers en tweeklanken:
De termen centreren en medialiseren worden beide gebruikt als een voor- of achterklinker (een monoftong of een element van een diftong) verandert op zo'n wijze dat het gedeelte van de tong waar deze het gehemelte het dichtst na-