Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 1
(1972)–Jo Daan, M.J. Francken– Auteursrechtelijk beschermdVogelaant.De gegevens voor kaart 3 zijn voor het Nederlandse gebied ontleend aan D 35 (1936), vraag 4: ('n ooievaar is 'n grote) vogel, voor het Nederlandssprekende deel van België aan ZD 8 (1925), vraag 61: (een) vogel. Dit materiaal is aangevuld met gegevens uit de publikaties van Heeroma (1935 [a]), Pée (1938), Van Schothorst (1904), Sassen (1953). Verder werd handschriftmateriaal gebruikt van Weijnen voor Noord-Brabant en een kaart in handschrift van Kloeke voor het noordoosten. Voor het Nederlandssprekende deel van België leverde het materiaal van de enquête Sgv gegevens. In Nederland werd op grote schaal kontrole en aanvulling gedaan door mondelinge en schriftelijke navraag. De gegevens voor Westfalen werden verstrekt uit het materiaal van het Westfaalse woordenboek en aangevuld door persoonlijke navraag, die voor het Rijnland werden ontleend aan het Rheinisches Wörterbuch en aan Frings (1913). Het in Duitsland gebruikte teken U duidt op een uitspraak ± [u]; diakritische tekens zijn weggelaten.
De kaart geeft in de eerste plaats aan waar een palataal-geronde vokaal werd opgegeven (cirkelteken) en waar een geronde achtervokaal werd vermeld (lijnteken). De spellingen voor de palataal-geronde vokaal vertoonden weinig variatie; het was eu wanneer geen, en [ø] als wel een fonetisch teken was gebruikt. Zelden werd een fonetisch | ||||||
[pagina 77]
| ||||||
teken voor een wijdere klinker gebruikt. De opgaven van lengte, meestal., zelden:, gaven geen regionaal beeld. De spellingen voor de geronde achterklinker gaven een duidelijke verdeling in [o], [ɔ] en [u]. In de o-groep zijn alle spellingen samengevat, die wezen op een nauwe geronde klank, ook die met een naslag, al of niet met een ontrondingsteken en/of een lengteteken. Er ontstond geen duidelijk regionaal beeld uit de spellingen met een diakritisch teken en mede daardoor leverden de spellingen geen bijdrage tot verklaring van de palatalisering. Het is echter denkbaar dat fonetische spellingen een andere uitkomst zouden hebben gegeven. Het woord vogel komt echter in de Rnd niet voor, wel steekvogel in een deel van de atlassen. In Twente, de Achterhoek en Westfalen tekende zich een gebied met wijdere klinker, in niet-fonetische spelling altijd gevolgd door een dubbele konsonant, moeiteloos af. Pée (1938) gaf voor twee plaatsen in Twente, Weerselo (G 178) en Losser (G 211), de spelling vöggel. Deze werden niet op de kaart getekend, maar ze werden bevestigd door een recent artikel. Jan ten Holt (1971) schrijft daar dat in een smalle strook umlauten voorkomen, als elders o(o) wordt uitgesproken; deze loopt van Bentheim tussen Almelo en Haaksbergen tot voorbij Apeldoorn en is ongeveer 15 km. breed. Als voorbeelden vermeldt hij vögel en köning. In Frans-Vlaanderen staan drie veugel-gegevens buiten de taalgrens. De plaatsen Loon (b 2), Broekburg (b 4) en Clairmarais (b 22) liggen buiten de taalgrens, maar de zegslieden, die deze vormen hebben opgegeven woonden buiten het centrum en in de buurt van de taalgrens. De tekens op de kaart geven dus niet meer aan dan dat deze uitspraak in het gebied van de genoemde plaatsen nog wel eens voorkomt. De gegevens zijn afkomstig uit Pée (1938) en uit Rnd VI (1946). Vele opgaven schrijven geen velare konsonant tussen de beide lettergrepen. Een h of geen konsonant wordt geschreven in Vlaanderen, in Brabant en Limburg spellen enkele opgaven een v of w. Deze worden hier niet geval voor geval verantwoord. Literatuuropgave voor het verschijnsel van verkorting in het algemeen bij Weijnen (1966 § 63). In de oe-groep, of met oe of met [u] gespeld, kwamen alleen in Limburg spellingen met een naslag voor, die in aantal de overhand hadden. | ||||||
LiteratuurHet verschijnsel van de spontane palatalisering is door verschillende schrijvers besproken. In de meeste gevallen wordt dan ook de aandacht gevestigd op gevallen, die naast o en eu een oe als stamklinker hebben. Voor degeen die zich uitvoeriger op de hoogte wil stellen verwijzen we naar:
| ||||||
[pagina 78]
| ||||||
Meer materiaal is te vinden op de kaarten van de Taalatlas: honing, afl. 3, krt 9, veulen, afl. 1, krt 5, zoon, afl. 6, krt 4. Zoen (zoon) wordt opgegeven door Winkler (1874 I 350) voor Soest (E 164). |
|