Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 1
(1972)–Jo Daan, M.J. Francken– Auteursrechtelijk beschermdBrachtaant.De gegevens voor kaart 2 zijn voor het Nederlandse gebied en Nederlandssprekende deel van België ontleend aan: Rnd zin 71: (ik wou dat de post mij een brief) bracht. Deze zijn aangevuld met gegevens uit D 2 (1932), vraag 64: (hij) bracht en uit Ag 95: (hij) bracht, voor Nederland; en uit ZD 8 (1925) vraag 154: (Hij) bracht, voor het Nederlandssprekende deel van België. In beide gebieden is navraag gedaan en zijn gegevens gekontroleerd, hoofdzakelijk in 1965.
Het materiaal voor het Rijnland is ontleend aan het Rheinisches Wörterbuch 1, kol. 981. Daar uit het Nederlandse en Rijnlandse materiaal bleek dat er zelden verschil in klinker was tussen het preteritum en het participium, is het Rijnlands-Westfaalse gebied aangevuld met de klinker uit gebracht-gegevens, die voorkwamen op een isoglossenkaartje van gebracht, gemaakt op grond van zin 37 uit de lijst van Wenker, dat ons door de staf van de Deutsche Sprachatlas werd toegestuurd. Daar dit Duitse materiaal van gebracht veel schaarser was dan het Nederlandse hebben we volstaan met het plaatsen van klinkers en het natrekken van enkele isoglossen. Daarbij is verder nog gebruik gemaakt van Frings-Van Ginneken (1919, 169) en Aubin, Frings, Müller (1926 kaart 57/58).
De tweedeling van de kaart suggereert een veel eenvoudiger toestand dan het geval is. Het materiaal gaf soms klanknuances die niet met voldoende zekerheid waren te interpreteren en daarom niet zijn opgenomen op de kaart. De klinker van brocht werd geschreven met de fonetische tekens [ɔ], [ʊ] en [u]. Friesland (Rnd XV), Groningen (Rnd XVI) en Noord-Holland (Rnd XIII) geven uitsluitend [ɔ], Vlaams-Brabant (Rnd IV) bijna uitsluitend [ʊ], Klein-Brabant (Rnd I) uitsluitend [ʊ], Oost-Noord-Brabant, de Rivierenstreek enz. (Rnd X) heeft alleen in Noord-Limburg en Oost-Noord-Brabant enkele [ʊ]-opgaven, die een gebied vormen. In de overige atlassen, voor zover ze waren verschenen, komen [ɔ] en [ʊ] in willekeurige verspreiding voor. Een uitzondering echter wordt gevormd door Zuid-Oost-Vlaanderen (Rnd II). Een deel van de opnamen is gedaan door | |
[pagina 75]
| |
Blancquaert, een deel door Vangassen, maar de inleiding geeft daarover geen duidelijke gegevens. De vergelijking met de atlas van Klein-Brabant, waar Blancquaert altijd [ʊ] noteerde, doet veronderstellen dat ook in atlas II de [ʊ]- notities van Blancquaert, de [ɔ] van Vangassen zijn. Hoe het ook zij, bij de bewerking van dit materiaal kregen we de indruk dat in het zuidelijke gebied deze beide klanken ten opzichte van elkaar niet fonologisch relevant zijn. In de provincie Antwerpen werd vaak [u] genoteerd, vooral in het zuidwesten ervan. Daar de relevantie van de geslotenheid ook in dit geval niet bleek, zijn ook deze notities opgenomen onder brocht. Het teken van de o-groep staat ook op Hindelopen (F 2), dat echter een gediftongeerde geronde achterklinker heeft.
Zowel bij a- als bij o-spellingen komt opgave van lengte voor (in Groningen, Noord-Drente, het westen van Oost-Vlaanderen en verspreid in oost-Noord-Brabant), die we echter niet in het kaartbeeld hebben kunnen verwerken (zie Inl. blz. 16). In Limburg werd opgegeven lengte òf sleeptoon, zelden beide voor dezelfde klinker. Dit laatste was het geval voor: Sevenum (L 266), Velden (L 268), Bilzen (Q 83), Mal (Q 180), Sluizen (Q 181), Rutten (Q 241).
Het uiterste zuidoosten van de kaart werd gerekend tot het a-gebied. De meeste opgaven hebben [a:] of ɑ:], maar een palatale klinker is opgegeven voor Simpelveld, Kerkrade, Vaals, Sint-Pieters-Voeren, Aubel, Gemmenich, Montzen, Hendrikkapelle, Kelmis, Lontsen, Walhorn, Raren, Welkenraat, Balen (Q 116, 121, 222, 247a, 249, 251, 253, 254, 255, 259, 260, 263, 278, 279). In dit gebied is bij de ontwikkeling van de lange klinker de velare konsonant verdwenen (Zie Frings 1913, 107, Schrijnen 1920, 56, Tans 1938, 66).
Een groot aantal vragenlijsten - dus materiaal dat niet aan de Rnd werd ontleend - gaf verschillende klinkers voor pret. en partic. Daar we deze opgaven wantrouwden werden ze gekontroleerd, en in verreweg de meeste gevallen verdween het verschil. Die navraag was niet meer mogelijk bij G.J. van Eck, die de vragenlijst van het Ag invulde voor de plaatsen Randwijk, Zetten, Heteren, Driel, Elden, Elst, Huisen, Westervoort, Duiven, Groesen, Zevenaar, Andelst, Herveld, Valburg, Slijk-Ewijk, Oosterhout, Ressen, Lent, Bemmel, Gent, Persingen, Ooi, Millingen, kekerdom, Doornenburg, Aart en Herwen in de Betuwe. Hij schreef bracht/gebrocht, de o van het participium was een korrektie van een onderstaande letter die niet meer leesbaar was. Rnd X geeft echter in het pret. o voor alle van de bovengenoemde plaatsen, die erin zijn opgenomen, behalve voor Westervoort. Het is dus waarschijnlijk dat in dit gebied de o overweegt.
Weggelaten werden: alle vormen met a in het gebied waar o algemeen is. | |
[pagina 76]
| |
alle vormen met o in het gebied waar a algemeen is. Dit zijn een klein aantal verspreide vormen. alle vormen die buiten het gestelde probleem - de ronding van a - vielen: breg, brächte enz. in Nijensleek, Diepenveen, Deventer, Batmen, Gietel, Brummen, Kortenoever, Enter, Bekkum, Usselo, Barchem, Haarlo, Haaksbergen, Bergharen, Klerken, Heerlen, Vreren, 's-Gravenvoeren (F 46b, 132, 133, 138, 157, 178, 182*, G 198, 230, 233, 247, 253, 257, L 58, N 28, Q 113, 183, 200). verspreide bringt/brengt-vormen in de vakken H, I, a, N, O. Soms werden deze naast een brocht-vorm opgegeven, soms als enige. Uit de konstruktie van de zin bleek duidelijk dat het een presens en geen pret. is.
De uitgangen: Deze werden niet op de kaart verantwoord, maar zijn interessant uit het oogpunt van de vormleer. Verreweg het grootste gebied heeft -t, -te, -de. Een klein aantal plaatsen heeft -en: Hellendoorn, Friezenveen, Tubbergen, Beuningen, Bornebroek (G 168, 171, 174, 181a, 199) (Zie Bezoen 1938 § 98). In geheel midden-Nederland en in midden- en zuid-Limburg komen uitgangloze vormen voor. |
|