Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 1
(1972)–Jo Daan, M.J. Francken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
4. ontronding van umlauts [ʌ]: rugaant.Deze ontronding wordt door Schönfeld (1970) behandeld in § 45 b. Hij wijst erop dat slechts een beperkt aantal woorden de ontronde umlaut vertonen; het zijn voor het grootste deel monosyllaben waarin de stamklinker gevolgd werd door een gegemineerde (lange) konsonant, die ontstond door een vroegere j: put, dun, rug, mug, brug, stuk, knuppel, kruk zijn de meest voorkomende woorden. Weijnen (1966 § 65) geeft nog enkele andere gevallen. Het verschijnsel komt voor in de kustprovincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Vlaanderen, in Friesland, maar ook in Engeland: pit, bridge bv. In de schrijftelijke overlevering, die er ouder is dan in ons land, komen spellingen voor, die op geronde en niet-geronde vokaal wijzen: y naast i (Campbell 1959 § 315-317). In de loop van de 10e en 11e eeuw is de ontronding aanwezig, eerst in Kent, Sussex en Essex als e gespeld, later in het zuidwesten en langs de kust in het noordoosten als i (Luick 1964 I 261 en 168). In Nederlandse teksten vindt men de spellingen e en i naast u. Heeroma (1935 [a] 86) neemt aan dat het vokaalsysteem in deze gebieden geen geronde palatalen kende, en als gevolg daarvan de palataal-geronde umlautsvokaal [ʌ] (die dus ontleend werd) realiseerde als [ɛ] of [ɪ]; deze viel dan samen met de umlaut van korte a en e, die in deze gebieden wel konsekwent werden doorgevoerd. In de middeleeuwse teksten wordt meestal i gespeld, maar in Hollandse bronnen komt ook e voor (Van Loey II (1968), § 18 en 10 b); dezelfde woorden worden echter ook geschreven met u. In deze tijd lijkt er al een voorkeur voor u te zijn. In Vangassen (Noord-Holland 1964 I) telde ik in de 14e-eeuwse stukken 3 × stick tegenover 8 × stuck, in die van de 15e eeuw kwam geen enkel geval van stick voor tegenover 12 × stuck. Vangassen (1954 [a]) geeft gevallen van stick in Antwerpen in de 13e en 14e eeuw, maar konstateert het verdwijnen later in de 14e eeuw. In stukken uit Brussel en Diest (eveneens Vangassen 1954 [a]) kwamen enkele rende- | |
[pagina 40]
| |
en rinde-spellingen voor. In dit woord is ablaut waarschijnlijker dan ontronding (Schönfeld 1970 § 45). Voor een beter inzicht in de regionale verhouding van i/e-u en de historische ontwikkeling, zou een berekening van de i/e tegenover de u-vormen nodig zijn. Mijn onderzoekje in de stukken, die door Vangassen werden gepubliceerd, is hoogst onvoldoende, maar geeft wel verwachtingen. Heeroma (1935 [a]) geeft op krt 2 de spellingen voor brug in de middeleeuwen: Noord-Holland en het vasteland van Zuid-Holland hebben e, de Zuidhollandse eilanden en Zeeland i. De laatste spelling is ook in Vlaanderen algemeen geweest. In de hedendaagse dialekten is dit verschil bewaard, in het noordelijke gebied wordt een wijdere vokaal uitgesproken dan in het zuiden. In Friesland komen beide uitspraken voor, de i vooral langs de kust van het westelijke klei-gebied, althans in rug (Friesland heeft in reg een lange vokaal). Deze verdeling van noordelijk e tegenover zuidelijk i vinden we in de meeste woorden van deze groep terug. Alleen stuk had en heeft nog altijd i; in de samenstelling stikkezakje is het zelfs gebruikelijk in het algemeen Nederlands, hoewel het meestal wel tussen ‘aanhalingstekens’ wordt gezegd. Toch moet de vorm stek ook wel zijn voorgekomen. Boekenoogen (1897, 1035) geeft stek en stik, het eerste vooral met de betekenis boterham, en stekkebakje (boterhambordje), maar in de andere Noordhollandse monografieën komt het alleen voor met i. Het WNT (XV 1659) citeert een vorm met e bij De Brune, stek heeft daar de betekenis van damschijf.
Bij de vergelijking van onze rug-kaart met Heeroma's kaart 2 en de middeleeuwse gegevens valt op dat het vasteland van Zuid-Holland tegenwoordig u heeft. Heeroma geeft dit als e-gebied, maar zijn kaart berust op weinig gegevens, doordat de bronnen voor die tijd schaars zijn en maar enkele woorden in de teksten voorkomen. Met name rug ontbreekt veelal in deze zakelijke teksten. Het voorkomen van ontronde vokalen blijkt echter ook uit plaatsnamen. Op | |
[pagina 41]
| |
tekstkaart III zijn de plaatsnamen getekend, waarin een bestanddeel met e wordt opgegeven (Gysseling-Blok 1959). Deze zijn ontleend aan bronnen, daterend van 1340-1557, de elementen zijn breg, pet, kneppel ; hil komt hierin uitsluitend voor met i. Uit een recent onderzoek blijkt duidelijker dat ook het vasteland van Zuid-Holland een ontrondingsgebied is geweest. Op D 21 (1952) is naar de namen van verschillende zaken gevraagd, die met put aangeduid kunnen worden, in het vermoeden dat de ontronding in geīsoleerde betekenissen wel zou voorkomen. Dat bleek inderdaad het geval. Op tekstkaart IV zijn ze getekend, en hieruit blijkt dat vooral de betekenis van pet-aardappelkuil in Zuid-Holland voorkomt. Het is op grond van deze beide tekstkaarten en de gegevens uit vroegere taalperioden zeker dat het vasteland van Zuid-Holland ontrondingsgebied was, en dat ook hier de e de meest voorkomende spelling en de gewone uitspraak is geweest.
De middeleeuwse gegevens suggereren wel dat men de voorkeur gaf aan de u- boven de e/i-spellingen, maar Van Loey's uitspraak dat de ingweoonse dialekten werden geīnfiltreerd met frankische vormen (1959) wordt bevestigd door het voorkomen van rug in het Bildt (in Friesland). Uit deze 16e-eeuwse Hollandse ‘expansie’ blijkt dat de Hollandse bovenlaag de ontronde vormen toen al verwierp. Nog sterker blijkt dit uit de ontwikkeling in de 17e eeuw. Dan gaat men de ontronde vormen beschouwen als ouderwets en plattelands. Van den Berg (1943) geeft voorbeelden uit Bredero en Huygens die waarschijnlijk maken dat stik en pet aan boeren in de mond gegeven worden om ze als zodanig te typeren. Stik en krik waren in de 18e eeuw Haagse volkstaal (Kloeke 1938), vormen behorend tot ‘gemeene Straattaal en slechte Woorden’. Deze opvatting heeft het gebruik van de ontronde vormen tussen IJ en Rijn/Maas doen uitsterven. Maar was men toleranter tegenover landgenoten van buiten dit gebied? Michiel de Ruyter schreef in zijn scheepsjournalen y, een letter die hij ook gebruikt waar het Nederlands i spelt; De Ruyter | |
[pagina 42]
| |
Tekstkaart III
□ ontronding van u in plaatsnamen Tekstkaart IV
pet / pit (uit vragenlijst 21, 1952) in de betekenis: △ aardappelkuil (vraag 1) ○ geulen in de weg enz. (vraag 2 en 3) □ graf (vraag 4) | |
[pagina 43]
| |
sprak dus niet alleen een ontronde klinker, maar schreef deze ook. Volgens Koelmans (1959), die deze vormen vermeldt in § 59, moet De Ruyter redelijk hebben leren lezen en schrijven; in de praktijk van het laatste steekt hij gunstig af bij andere 17e-eeuwse vlootofficieren. De ontronde vormen van de verschillende woorden komen en kwamen, voor zover is na te gaan, in hetzelfde gebied voor. De geronde palataal zal echter niet in alle woorden in hetzelfde tempo zijn doorgedrongen. Een aanwijzing hiervoor is het volgende: reg is thans, zeker bij de ouderen, nog in het grootste deel van Noord-Holland benoorden het IJ bekend. Pet is echter hoofdzakelijk nog bekend op Wieringen en in de Duinstreek met de betekenis welput, een oud begrip. Maar een afvoerput, daterend uit de tijd van de waterleiding, noemt men op Wieringen een put. Op vergelijkbare wijze zal de e in dit woord in Zuid-Holland zijn verdwenen, terwijl hij is gehandhaafd in de toepassingen met geīsoleerde betekenis.
Het bovenstaande wekt de indruk dat de veroordeling van de ontronde vokaal (op sociale gronden) hoofdzakelijk beperkt bleef tot het vasteland van Zuid-Holland. Dit wordt bevestigd door een vergelijking van de enquêtes van 1895 en van 1931. Regionaal is er geen verschil tussen beide in de opgaven van e en u, de laatste klank komt alleen voor in de plaatsen van zuidelijk Kennemerland, in Waterland en een enkele maal in de Zaanstreek. Daar het woord niet in een recente enquête voorkomt is het niet mogelijk de tegenwoordige toestand te vergelijken met die van 1931. Rnd XIII (Noord-Holland 1969) geeft wel brug; dit woord vertoont ongeveer hetzelfde beeld als rug in de enquête 1931. Toch is het voor degeen die in dit gebied bekend is onmiskenbaar dat rug veld wint. Het ligt in zeker opzicht voor de hand dat dit in de dialektenquêtes niet tot uiting komt, omdat de korrespondenten en de zegslieden de neiging hebben de oudst bekende vormen en klanken op te geven, in dit geval dus de ontronde. Bovendien kan ik me, na het veldwerk in | |
[pagina 44]
| |
dit gebied, niet onttrekken aan de indruk dat het woord reg meer dan een van de andere woorden als typerend voor het dialekt wordt beschouwd en daarom mogelijk meer dan een van de andere woorden met de ontronde vorm wordt opgegeven. De tegenstelling rug/reg is in hoofdzaak een oppositie tussen Nederlands en dialekt, terwijl bij andere woorden van deze groep zelfstandige betekenissen zijn ontstaan. Over die van put werd hierboven gesproken. Brug en breg kunnen zich van elkaar onderscheiden doordat men de u-vorm kent uit de plaatsnamen en de daarbij liggende vlotbruggen, en de e-vorm gebruikt voor de oudere bruggen, die geen vlotbruggen zijn. Dit zijn slechts veronderstellingen die niet nader geadstrueerd kunnen worden. In ieder geval bewijst het voorkomen van de ontronde klank in de woorden rug, brug en put in Noord-Holland duidelijk dat het doordringen van de u hier buiten de steden veel later heeft plaats gehad dan het het geval was bezuiden het IJ/Noordzeekanaal. Het woord stuk, dat in de Rnd in dezelfde zin voorkomt, bewijst niets. In deze zin - ze hebben een stuk van de brug afgevaren - werd stuk zo vaak vertaald met end of brok, dat men de konklusie moet trekken dat de opgaven met u toe te schrijven zijn aan invloed van het Nederlands. Ook bij deze ontronding konstateren we een langdurige ontwikkeling, waarin de e-uitspraak geruime tijd naast de u wordt gebruikt, zover uit de spellingen is op te maken. Het lijkt aannemelijk ook in dit geval te denken aan een uitspraakonzekerheid, doordat het umlautsprodukt in het ingweoonse gebied anders gerealiseerd werd dan de oorspronkelijk ongeronde [ɛ] en de umlaut van [ɑ]. De uitspraak van rug in Egmond aan Zee noteerde ik dan ook niet als [ɛ], maar als [ʌ˓] (niet geronde ʌ) (Een soortgelijk verschijnsel is in een deel van Noord-Holland veel duidelijker bij het woord nieuw, dat in gedrukte bronnen als nuuw of nuw wordt weergegeven maar dat fonetisch beter als [ny˓ w] geschreven kan worden). | |
[pagina 45]
| |
Wanneer de umlautsvokaal in open lettergreep stond - kreupel, euvel, reusel - kon ook ontronding optreden. Van Loey (1961, 148-149) wijst erop, dat alleen geronde palatalen door umlaut ontstaan, ontrond worden en niet de zogenaamde spontaan gepalataliseerde geronde vokalen. Het woord knekel is het enige dat met deze klinker in het Nederlands is aanvaard. Uit het beschikbare materiaal komt echter niet hetzelfde duidelijke regionale beeld als dat van de ontronde niet-gerekte umlautsvokaal te voorschijn. Weijnen (1963) heeft uit de literatuur vele gevallen van ontronding verzameld, die erop wijzen dat het verschijnsel van ontronding in het algemeen ook in het Brabantse gebied is voorgekomen, en hij laat op kaartjes zien dat het eveneens in het Duitse en Franse gebied voorkomt. Tekstkaart V
KREUPEL / kreupel geronde klinker (eu, ö enz.) · krepel niet-geronde klinker (e, ɛ enz.) | |
[pagina 46]
| |
In het Nederlands taalgebied komt de ontronding in open lettergreep in een kleiner gebied dan in de gesloten lettergreep thans nog voor. Tekstkaart V, kreupel, brengt dit gebied in beeld. In West-Vlaanderen is het verschijnsel zeker middeleeuws. Van Loey (II 1968 § 54 A) vermeldt een vorm crepel uit 1284, Schönfeld (1955, 150) een Crepelvliet bij Schagen, in de 12e eeuw, het Mnl.W. geeft vele voorbeelden. Kiliaan voegt aan krepel toe, dat het Vlaams, Hollands en Fries is. In 1949 werd echter voor het Fries uitsluitend eu opgegeven. In het Oostvlaams, het Brabants en het Limburgs is de ontronding eerst van laat-middeleeuwse oorsprong; Vangassen (1968 [b]) geeft enkele spellingen die wijzen op een begin in de 15e eeuw en een algemene verspreiding in de 16e en 17e eeuw. Onder zijn voorbeelden komt kreupel niet voor, wel sleutel, keuvel, vleugel, o.a. In deze gebieden is de ontronding thans algemeen en komt ook voor bij de geronde niet-palatale klinkers. |
|