Van oude en nieuwe regenten. Politiek in Nederland
(1995)–Hans Daalder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
II Nederlandse politiek in vier eeuwen: staatsvorming en democratisering | |
[pagina 141]
| |
InleidingOmstreeks 1960 vatte de Amerikaanse politicoloog Robert A. Dahl, de bekende theoreticus van het begrip ‘democratie’, het plan op voor een serie vergelijkende studies over de wijze waarop de idee van een legitieme oppositie zich in verschillende politieke stelsels heeft kunnen ontwikkelen. Hij bracht daartoe achtereenvolgens twee groepen onderzoekers bijeen: een die zich zou bezig houden met de ontwikkelingen binnen westers-democratische systemen, een andere die het verschijnsel oppositie zou bezien in autoritaire stelsels.Ga naar voetnoot1 Als lid van het eerste team schreef ik in 1964 en 1965 ‘The Netherlands: Opposition in a Segmented Society’. De inleidende paragrafen daarvan luidden in vertaling als volgt:Ga naar voetnoot2 Legitieme parlementaire oppositie vormt al sinds meer dan een eeuw een constant gegeven in het Nederlandse politieke leven. Per definitie kan deze niet veel ouder zijn. Want hoewel het verschijnsel politieke oppositie al veel eerder voorkwam, was er niet eerder een nationaal parlement. Men kan zich zelfs afvragen of er wel een Nederlandse staat was voor 1795. De Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën, welke ruim twee eeuwen bestond, was niet veel meer dan een defensief verbond van in wezen onafhankelijke gewes- | |
[pagina 142]
| |
ten, aangegaan bij de Unie van Utrecht in 1579. Die onafhankelijkheid blijkt uit het feit dat nog aan het eind van de achttiende eeuw de Staten van Holland de Staten van Zeeland adresseerden als ‘Grootmogende Heren, Dierbare Vrienden, Buren en Oudste Bondgenoten’. Een nationaal parlement in een onafhankelijke eenheidsstaat werd pas ingesteld bij de grondwet van 1814. Tot directe verkiezingen van de Tweede Kamer kwam het pas in 1848. | |
[pagina 143]
| |
2. Een deels van buiten opgelegd centraal bestuur ontmoette na 1795 blijvend verzet over de rol en de reikwijdte van de overheid. Er ontwikkelde zich langzaam een hervormingsgezinde oppositie in het parlement, die in 1848 het beginsel van ministeriële verantwoordelijkheid wist af te dwingen. | |
[pagina 144]
| |
vrij algemeen aanvaard, ondanks een niet te miskennen kloof tussen leiders en volgelingen. Enquêtegegevens wijzen op een redelijke tevredenheid onder de bevolking en op een geringe belangstelling voor politiek. Het grondplan van het partijstelsel veranderde weinig in de twintig jaar na de bevrijding, maar er zijn tekenen van een beginnende ontzuiling, niet het minst onder invloed van de komst van nieuwe massamedia. Dit artikel in de Dahl-bundel werd, ongewild, studiestof voor studenten in verschillende studierichtingen. Het werd in de loop der tijd vertaald, aangevuld, bewerkt en broksgewijs herschreven. Het biedt, anders dan de meer militante beschouwingen van deel I, een gecomprimeerd overzicht van de politieke ontwikkelingen in Nederland, in het licht van vragen van staatsvorming en democratie. De hoofdstukken 6, 7 en 8 bevatten het aldus geamendeerde stuk. Hoofdstuk 6 geeft een schets van de ontwikkeling van het parlementaire stelsel in Nederland, met de nadruk op institutionele aspecten. De hoofdstukken 7 en 8 analyseren het ontstaan van politieke partijen, als onderdeel van processen van verzuiling en democratisering, en de nadien in het partijstelsel opgetreden politieke veranderingen. Hieraan vooraf gaat hoofdstuk 5, deel van een rede die ik hield tijdens een congres dat naar aanleiding van de vierhonderdjarige herdenking van de Unie van Utrecht in 1979 werd georganiseerd. Dit hoofdstuk bespreekt kort de duurzame politieke ge- | |
[pagina 145]
| |
volgen van de omstandigheid dat Nederland ten tijde van de Republiek een los confederaal bestel was, terwijl in een aantal landen om ons heen zich eenheidsstaten ontwikkelden, soms onder onmiskenbaar absoluut monarchaal gezag. Hoofdstuk 9 bevat een verhandeling over het veelal omstreden en slecht begrepen verschijnsel actiegroepen. Hoofdstuk 10 ten slotte vat samen welke de verwachtingen waren en welke de uitkomsten lijken te zijn van het streven naar een nieuwe democratisering zoals zich dat ontwikkelde nadat ik de bijdrage in de Dahl-bundel had geschreven. |
|