Het socialisme van Willem Drees
(2000)–Hans Daalder– Auteursrechtelijk beschermdTerugblikIn een televisie-interview op 29 januari 1972 - Drees was toen al uit de PvdA getreden - stelde de journalist Ben Elkerbout hem de vraag: ‘Mijnheer Drees, vindt U dat [de] ontwikkeling geleid heeft tot een meer socialistische maatschappij in Nederland?’ Drees antwoord was lapidair: ‘In sociaal opzicht naar mijn mening wel, op economisch gebied nee. Op bedrijfsgebied nee.’ Het socialisme was zeker niet in staat geweest het kapitalisme te bedwingen, het was er alleen binnengedrongen, waardoor er binnen een kapitalistische maatschappij belangrijke socialistische elementen gekomen waren. Er was sprake van een heel stuk gemengde economie. De overheid domineerde de vitale nutsbedrijven. De PvdA had althans de verkoop van staatsbezit (zoals Breedband, of de gronden van de Zuiderzeepolders) weten te voorkomen. De rol van de arbeidersbeweging bij de bepaling van het beleid was sterk toegenomen, de sociale zekerheid sterk verbeterd. Daartegenover stond het vrijwel geheel mislukken van de gewenste nationalisaties. Drees zou zich na zijn aftreden, duidelijker dan in zijn aanvankelijk program, uiten over de onmogelijkheid de grote ‘multinationals’ te socialiseren die immers hun activiteiten zonder meer naar het buitenland zouden kunnen verplaatsen, wat men gezien de grote belastinginkomsten die de overheid uit hun winsten verkreeg, moest voorkomen. Hij bleef de nationalisatie van de grote levensverzekeringsbedrijven propageren, en zou fel en constant ha- | |
[pagina 44]
| |
meren op de noodzaak van het in gemeenschapsbeheer brengen van de grond. Steun aan privatiseringsgedachten kon men nauwelijks bij hem vinden, al had hij dan ingestemd met publiek-private winning van olie en het Sodaproject in Delfzijl. Zoals gezegd pleitte Drees al in 1956 voor vermogensaanwasdeling en de invoering van een kapitaalwinstbelasting. Hij zou zich na zijn aftreden herhaaldelijk uitspreken tegen hen die meenden dat de klassenstrijd voorbij was. ‘Was men bezig de klok terug te draaien?’ zo vroeg hij zich publiekelijk af in een grote meeting in Den Haag: ‘Zeker is de ongelijkheid in de verhoudingen weer bezig zich sterk te ontwikkelen: aan de ene kant meer soberheid, anderzijds grotere rijkdom door stijgende inkomsten, enorme winsten en oplevende grondspeculaties’. Het huidige beleid, aldus Drees, was er ‘hoofdzakelijk op gericht degenen die reeds bezit hebben nog meer te bevorderen... Het is niet juist om bij een “klassenpolitiek” zoals die nu in Nederland gevoerd wordt te verwachten, dat de massa bereid zal zijn zich allerlei beperkingen te getroosten.’Ga naar eind76 In een 1 mei-rede in 1961 betoogde hij dat alleen de ‘groot-kapitalisten’ zouden profiteren van de verkoop van ‘de gronden in de Zuiderzeepolders, aan de woelige baren ontworsteld [...]. Hun belegging is dan verzekerd want de grond zal enorm in waarde stijgen. Nu het Delta-plan wordt uitgevoerd hebben enkelingen zich al meester gemaakt van de grond. Staatsbosbeheer ziet aldaar geen kans meer tot uitbreiding van recreatiemogelijkheden, omdat de grond veel te duur is.’Ga naar eind77 Meer algemeen zou Drees zich blijven stoten aan de grote inkomensverschillen. Open grenzen, zo moest hij erkennen, maakte het mogelijk dat de bezitters van grote inkomsten en vermogens zich buiten Nederland zouden vestigen. Zekere verschillen in beloning waren gewettigd. [Maar een groot] verschil in inkomsten acht ik uitermate bezwaarlijk omdat dit tenslotte altijd de ontevredenheid wekt en begrijpelijkerwijze het verlangen zelf ook aan de weelderige maatschappij te kunnen deelnemen, terwijl er tenslotte ook een grens is, ook in algemene zin, aan wat we consumptief kunnen verantwoorden. Maar uit een oogpunt van maatschappijstructuur heb ik het altijd zo gevoeld en ben ik nog een radicale socialist.Ga naar eind78 |