| |
| |
| |
7.1 De ambtelijke piramide
| |
| |
| |
7 De duizenden ambtenaren
Opa Politiek, zegt Nathalie, wij weten waarom er zo veel ministers zijn, en ook dat de meeste ministers een eigen ‘departement’ hebben. Zij hebben zeker voor alles wat zij moeten doen heel veel hulp nodig.
Jazeker, zegt Opa Politiek. Zij hebben bijvoorbeeld hulp nodig omdat zij, al of niet samen met andere ministers, wetsontwerpen moeten maken. Daarvoor hebben zij mensen op hun departement die precies weten wat in een wet moet staan, omdat zij rechten hebben gestudeerd. Maar ministers maken niet alleen nieuwe wetten, zij moeten ook al lang bestaande wetten uitvoeren. Dat is meestal heel veel werk, meer dan het werk van de mensen die nieuwe wetten helpen opstellen. Dat uitvoeren gebeurt niet altijd alleen op het ministerie dicht bij de minister zelf, maar vaak ook elders in het land. Om een voorbeeld te noemen: de minister van Financiën heeft een belastingdienst die niet alleen in Den Haag kantoren heeft, maar ook in tal van andere plaatsen. Nederlanders moeten nu eenmaal overal in het land belasting betalen! En de minister van Verkeer en Waterstaat heeft mensen nodig die kijken of het goed gaat met de wegen, en zeker net zo belangrijk: hoe het met de dijken staat. Want stel je voor dat de dijken niet sterk genoeg zouden zijn, dan konden die wel eens doorbre- | |
| |
ken en zouden heel grote stukken van Nederland onder water kunnen komen te staan! Zoals jullie weten, liggen veel stukken van Nederland lager dan de zee! Daarom heet ons land ook ‘Nederland’, wat laag land betekent!
Maar Opa Politiek, vraagt Emilie, zijn die mensen dan even knap als de minister zelf?
Grappig dat je dat zegt, Emilie, zegt Opa Politiek. Die mensen die de ministers helpen zijn soms misschien veel knapper dan de minister. Zo heeft de minister van Verkeer ingenieurs nodig, die veel beter dan de minister weten hoe je bruggen moet bouwen of dijken onderhouden. Maar de minister blijft wel de baas. Want die is door de koningin na elke verkiezing benoemd, en is aan het parlement verantwoordelijk, niet alleen voor alles wat hij of zij zelf doet, maar ook voor wat al zijn of haar ambtenaren doen. Ook al hebben die ambtenaren soms van hun taken meer verstand dan de minister zelf. Er zijn dan ook veel soorten ambtenaren in een departement. Hoge ambtenaren, die de minister zelf helpen bij alle moeilijke zaken, maar ook ambtenaren die zaken kunnen beslissen zonder dat zij daarvoor altijd met de minister zelf moeten overleggen, omdat eerder al besloten is wat wel kan en wat niet. Zo'n departement ziet er een beetje uit als een piramide, als jullie weten wat dat is. Ik zal het voor jullie tekenen: net een hoge heuvel, zo lijkt het een beetje, met een heel kleine punt bovenaan, die onderaan steeds breder wordt. Bovenaan staat de minister, vaak met een of meer hulpministers, jullie weten wel, de staatssecretarissen. Daarnaast zijn er dan hoge ambtenaren, die niet na elke verkiezing opnieuw worden aangewezen, maar die voor lange tijd benoemd zijn en ook blijven als een minister weggaat en er een andere minister komt. De hoogste hulp van de minister heet ‘secretaris-generaal’. Die
| |
| |
moet ervoor zorgen dat het hele departement, al die ambtenaren, hoge ambtenaren of lagere ambtenaren, hun werk goed blijven doen. En die secretaris-generaal kan dat werk ook niet alleen doen. Daarom zijn er voor sommige belangrijke afdelingen aparte hoge ambtenaren, die ‘directeur-generaal’ heten en ervoor verantwoordelijk zijn dat bepaalde delen van het departement hun werk goed doen.
Kun je dat met een voorbeeld uitleggen, Opa Politiek? vraagt David. Want ik begrijp dat toch niet zo goed.
Zeker, zegt Opa Politiek, wij hadden het net over de minister van Verkeer en Waterstaat. Nu, die heeft één directeur-generaal die verantwoordelijk is voor alles wat met wegen en vervoer door treinen, vrachtwagens en andere auto's te maken heeft. Daarnaast heeft de minister een directeur-generaal van de waterstaat die zorgt dat het goed gaat met alle dijken die Nederland moeten beschermen tegen het gevaar van overstromingen. En dan is er ook nog een directeur-generaal voor de luchtvaart die zich bemoeit met Schiphol en andere vliegvelden. En dat is net zo bij andere departementen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft ook een secretaris-generaal en daarnaast telkens een directeur-generaal voor de basisscholen, voor de middelbare scholen en voor de hogere scholen en universiteiten, waar mensen een bepaalde studie doen of een bepaald vak leren. Daarnaast is er ook nog een directeur-generaal die met ‘cultuur’ te maken heeft, bijvoorbeeld de musea, de orkesten en de toneelgezelschappen, de radio en de televisie, waarvoor naast de minister ook een aparte staatssecretaris verantwoordelijk is.
Het duizelt mij een beetje, zegt Nathalie. Al die ministers, en al die mensen, hebben die dan zoveel te doen? En hebben die dan werkelijk verstand van al die zaken?!
| |
| |
7.2 Bewindslieden en hoge ambtenaren bijeen
Ik ga het nog moeilijker maken, zegt Opa Politiek. Want ook al heeft die minister veel hoge en nog meer lagere ambtenaren, dat wil niet zeggen dat zij van alles verstand hebben. En daarom heeft hij vaak nog andere knappe mensen nodig die hem kunnen adviseren hoe je bepaalde zaken het best kunt
| |
| |
regelen. Soms zijn dat mensen die daarvoor gewoon in dienst zijn van het departement van de minister. Die noemt men dan ‘raadadviseurs’, maar het kan ook een apart bureau zijn dat een beetje losstaat van dat departement. Zo heeft de minister van Economische Zaken een groep economen, die proberen uit te rekenen hoe het in de toekomst zal gaan met al het werk in Nederland, met alles wat er gemaakt wordt en wat naar andere landen wordt verstuurd, of juist van andere landen wordt gekocht enzovoort. Dat is het ‘Centraal Plan Bureau’. De mensen die daar werken schrijven rapporten, niet alleen voor de minister van Economische Zaken, maar voor de hele regering. Ministers vragen ook wel om raad aan mensen buiten hun departement. Daarom zijn er ‘Raden van Advies’ voor verschillende taken die de minister heeft. Die raden brengen dan adviezen en rapporten uit, omdat de minister dat gevraagd heeft. Maar soms doen zij dat ook wel uit zichzelf, omdat zij vinden dat dingen niet goed gaan, of omdat zij het nodig vinden dat nieuwe plannen gemaakt moeten worden of zaken anders geregeld. En zo kan het ook gebeuren dat niet alleen een minister, maar de hele regering een commissie benoemt die voorstellen moet doen om grote problemen op te lossen waarvan de ministers ook niet zo goed weten hoe zij die aan moeten pakken. Door zo'n commissie in te stellen, en daar ook mensen bij te betrekken uitde politiek of uit het bedrijfsleven, wordt het voor de ministers gemakkelijker om met goede voorstellen te komen, in wetten of plannen voor de toekomst. En dat kan hen ook helpen daarvoor de steun van het parlement te krijgen.
Je gaat nu wel heel vlug, Opa Politiek, zegt Emilie, kun je nog eens wat voorbeelden geven? Dan begrijpen wij misschien hoe dat allemaal zit.
| |
| |
Goed, zegt Opa Politiek. Dat doe ik. Het is heel belangrijk dat er goed gewerkt kan worden in Nederland, en dat wat in Nederland geproduceerd wordt aan het buitenland verkocht kan worden. Om aan andere landen te verkopen, moeten de zaken niet te duur worden. Daarvoor heeft de regering niet alleen het eigen planbureau nodig, maar ook raad en advies over alles wat het bedrijfsleven in Nederland doet en moet doen. Daarom bestaat er al heel lang een grote groep mensen die samen de ‘Sociaal-Economische Raad (ser)’ vormen. Daarin zitten elf mensen die uit de kring van de leiders van de bedrijven komen, dat zijn de werkgevers. En ook elf mensen die de arbeiders en ander personeel in de bedrijven vertegenwoordigen, dat zijn de werknemers die georganiseerd zijn in grote vakbonden en vakcentrales. En dan zijn er ook nog eens elf economen. Dat zijn mensen die grondig bestuderen hoe de economie zich ontwikkelt, welke problemen er zijn en welke maatregelen er moeten worden getroffen om te voorkomen dat er bijvoorbeeld een grote werkloosheid ontstaat. Want dat is altijd een groot probleem. Voor de mensen die geen werk meer kunnen vinden, maar ook voor iedereen in Nederland. Want mensen die niet kunnen werken, moeten toch ook leven. Zij hebben dus geld nodig en dat geld moet dan toch door degenen die wel werken en verdienen worden betaald. Die ser is daarom heel belangrijk, voor heel Nederland. En dus ook voor de ministers, en voor het parlement, en voor de leiding van de bedrijven, en voor iedereen die in Nederland werkt. Sommige mensen noemen de ser wel eens een ‘schaduw-regering’. En soms vindt de regering dat die ser te veel invloed krijgt en de regering zelf te weinig te zeggen heeft. Maar dan blijkt steeds weer dat zij die ser toch nodig hebben!
Maar Opa Politiek, zegt Elsemieke. Als ik dat zo hoor hebben die ministers
| |
| |
wel met heel veel mensen te maken. Kunnen zij dat wel allemaal overzien? Worden zij daar misschien niet gek van?
Tja, zegt Opa Politiek. Dat is wel zo. En dan vergeet je nog dat parlementsleden de ministers kunnen vragen wat zij van telkens wisselende zaken vinden, en de ministers kunnen laten weten dat zij dingen niet goed doen. Daarom vinden ministers soms dat het wel goed zou zijn, als zij niet langer voor alles verantwoordelijk zouden zijn en de schuld kunnen krijgen van dingen die niet goed gaan. En dus hebben zij de laatste tijd gezegd: het is beter dat voortaan bepaalde zaken niet langer de verantwoordelijkheid van de minister en zijn ambtenaren zullen blijven, maar overgegeven worden aan anderen die opdracht krijgen bepaalde zaken te verzorgen. Zij willen dat zaken niet langer door het rijk, maar door gemeenten moeten worden geregeld. Dan spreken wij over ‘decentralisatie’. Andere taken willen zij overdragen aan bedrijven Dat heet ‘privatisering’. En het kan ook zijn dat de minister in overleg met het parlement bepaalt dat bepaalde groepen ambtenaren samen met andere belangrijke te benoemen mensen zelf alle zaken gaan beslissen, zonder dat de minister daar weer elke keer bij gehaald hoeft te worden. Zij worden ‘zelfstandige bestuursorganen’ genoemd, en dat soort beslissingen heet ‘verzelfstandiging’.
Maar Opa Politiek, als die ‘organen’ dingen verkeerd gaan doen, is er dan niemand die kan ingrijpen? vraagt Elsemieke.
Dat kan wel een probleem zijn, zegt Opa Politiek. Want als mensen heel boos worden over wat zo'n zelfstandig bestuursorgaan wel of niet doet, en als kranten daarover gaan schrijven, of de televisie met kritische uitzendingen komt, dan vragen leden van het parlement de minister algauw: ‘Kan dat nu wel, en moet dat niet anders? U, minister, moet ervoor zorgen
| |
| |
7.3 Ministers willen af van verantwoordelijkheden: decentralisatie, privatisering, verzelfstandiging
dat het anders gaat met die zelfstandige bestuursorganen.’ Dan heeft zo'n minister het niet zo gemakkelijk! Hij of zij kan wel zeggen: ‘Wij hadden toch afgesproken dat ik mij voortaan niet meer met alles hoefde te bemoeien. Dan moet je mij nu niet vragen om in te grijpen. Want dat mag ik niet eens meer, juist omdat wij besloten hadden de verantwoordelijkheid aan die organen zelf te geven.’ Zo kan je zien dat er een echt probleem is! Aan de ene kant hebben ministers heel veel te doen, en daarom willen zij graag een aantal zaken aan anderen overlaten. Maar aan de andere kant zeggen leden van het parlement, en journalisten in de kranten, en groepen mensen die boos worden: ‘Ho, ho, wij willen niet langer dat de minister
| |
| |
verstoppertje kan spelen. Wij vinden dat hij wel verantwoordelijk moet zijn, en dus moeten wij die zelfstandige bestuursorganen maar weer afschaffen.’ Daarover ontstaat nogal eens ruzie, tussen en zelfs binnen partijen. Sommigen vinden dat het nu eenmaal zo moet, en anderen vinden dat de ministers zelf verantwoordelijk behoren te zijn en te blijven.
Over de organisatie en het werk van de overheid is van alles te vinden op www.overheid.nl. Daar is ook een speciale jongerensite (www.overheid.nl/jeugd), die ook toegang geeft tot tal van andere websites over het Nederlands bestuur. Klik bijvoorbeeld op ‘ministeries (jongerensites)’ en daarna op ‘overzicht ministeries’. Kies een willekeurig ministerie, dan zie je welke adviescolleges en zelfstandige bestuursorganen bij dat ministerie horen.
Op www.overheid.nl/themas staat een hele lijst van zaken waarmee de overheid zich bezighoudt. Klik eens een paar daarvan aan, bijvoorbeeld ‘verkeer’ of ‘economie’, dan zul je zien wat er allemaal op elk van die terreinen speelt! Handig is ook het alfabetisch ‘trefwoordenregister’ van www.regering.nl. Bekijk dat eens en probeer een paar woorden die je interessant lijken.
Op www.ser.nl kom je via ‘over de ser’ terecht op een uitgebreid inhoudsoverzicht van deze ‘schaduwregering’. Onder ‘voor studenten’ staat een speciale leerlingenpagina die ook doorverwijst naar andere sites. Bijvoorbeeld naar www.nrc.nl/scholieren, waarop allerlei informatie voor werkstukken en spreekbeurten staat, al zijn die zaken misschien vooral voor oudere kinderen van belang.
|
|