geslacht: Rosseel vangt nu en dan al een hoentje en Reynaerdine weet soms een kuiken te verschalken. En nu en dan duiken zij in het water en komen thuis met een eend. Graag zou ik ze uitzenden om proviand, maar ik wil ze eerst leren, hoe zij zich kunnen beschermen tegen strikken, honden en jagers. In vele opzichten lijken ze op mij: ze tonen een vriendelijk gezicht aan hen, die ze haten zonder er iets van te menen en weten hen zo te grijpen, snel en behendig, wat mij zeer behaagt. Zo is nu eenmaal der vossen aard.’
‘Wees blij, dat uw kinderen zich zo voorspoedig ontwikkelen,’ sprak Grimbeert. ‘Ik ben er trots op, dat zij tot mijn familie behoren.’
‘Maar nu is het tijd om te gaan rusten. Ge hebt snel gelopen en u zeer vermoeid. En morgen vroeg wacht ons een nieuwe wandeling.’
Na korte tijd sliepen allen. Alleen Reynaert dacht na: hij wist, hoe hachelijk het met zijn zaak gesteld was en hij zuchtte nu en dan van spanning en vrees.
Maar in de vroege morgen nam hij zwierig en lachend afscheid van zijn vrouw en zijn kinderen en hij zei: ‘Maak u niet ongerust als ik wat lang wegblijf. Ik moet met Grimbeert naar het hof en de hoge heren zijn gewoonlijk breedsprakig. Trek je ook niets aan van boze geruchten; blijf rustig hierbinnen en vertrouw erop, dat ik bij de koning mijn doel zal bereiken.’
‘Och, Reynaert,’ klaagde Hermeline, ‘wat wilt ge nu weer doen aan 's konings hof? Nauwelijks zijt ge ontkomen en verlost van uw angst en weer wilt ge u wagen temidden van uw vijanden? Ge hebt mij toch beloofd, er nimmer meer heen te gaan?’
‘Het leven is vol van verrassingen: ik kan aan dit bezoek niet ontkomen. Binnen vijf dagen hoop ik weer thuis te zijn.’