Religieuze poëzie van Cornelis Crul
(1954)–Cornelis Crul– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
[Den geestelijcken a b c]Hs. Brit. Mus. Sloane, nr. 1174:
Ga naar margenoot+Anhoort doch, Heere, dijnen diener belast,Ga naar voetnoot1
Die totter hellen gheheel es ghesoncken.
Mijn wederpartie heur haestelick rast;Ga naar voetnoot3
Om mij te verdruckene staen zij en loncken;Ga naar voetnoot4
[5][regelnummer]
Zij hebben mij bitteren dranck gheschoncken.
Ontfermt mijns doch, Heere, midts dijnder deucht,Ga naar voetnoot6
Gheeft mij dat u appostelen droncken,Ga naar voetnoot7
Van den nieuwen most, die den gheest verheucht.Ga naar voetnoot8
Leert mij bidden, twelck ghij vermeucht;
[10][regelnummer]
Doet open mijn lippen, mijn stemme sal rijsen;
Trect mij naer u en verwint mijn jeucht;Ga naar voetnoot11
Dijnen lof sal ic vulcomelick bewijsen;
Die heydenen u met veel woorden prijsen.
| |
[pagina 44]
| |
Ga naar margenoot+Besiet mijn allende, aenhoort mijn kermen;
[15][regelnummer]
Mijn ghebet laet in u ooren clincken:
Ic roupe tot u, wilt mijns ontfermen;
O Heere, wilt mijns doch vroech ghedincken.Ga naar voetnoot17
Overvloedich mij die tranen ontsincken;
Ontfanct mijn crijschen, mijn suchten, mijn beven;
[20][regelnummer]
Ic en can gherusten, eten noch drincken;
Die wateren des drucx zijn hooch verheven;
Mijn ghebeenten verdort, mijn crachten begheven;Ga naar voetnoot22
U pijlen hebben mij alte zeere ghewondt.Ga naar voetnoot23
Haest u gheringhe, vernieut mijn leven;Ga naar voetnoot24
[25][regelnummer]
Mijn wederpartye zouckt zoe menighen vondt;Ga naar voetnoot25
Maer, Heere, al ghij wilt, zoe ben ic ghesont.Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 45]
| |
Ga naar margenoot+Cranck van machte ende heel verduystert,Ga naar voetnoot27
Van boven tot beneden ist al gheschent.Ga naar voetnoot28
Mijn viant leet zoe nau en luystert;Ga naar voetnoot29
[30][regelnummer]
In mij en es gheen cracht meer bekent.Ga naar voetnoot30
Waer ic ghekeert ben oft ghewent,
An alle canten es druckich lijden;
Die hooghe berghen zijn nu presentGa naar voetnoot33
Op mij ghevallen, an allen zijden.
[35][regelnummer]
Maer ghij, Heere, alleen, meucht mij verblijden;Ga naar voetnoot35
Ontfanct mij allendich, die ben versteken;Ga naar voetnoot36
Ghij weet die jaren, hueren en tijden.Ga naar voetnoot37
Al ben ick nu van den wech gheweken,
Die den Heere betrout en sal niet ghebreken.Ga naar voetnoot39
| |
[pagina 46]
| |
[40][regelnummer]
Ga naar margenoot+Ducht, ancxt en zorghe sijn mij vercnapende;Ga naar voetnoot40
Onmachteloos vinde ic mij selven ghestrect.Ga naar voetnoot41
Mijn wederpartie ziet mij nu slapende;Ga naar voetnoot42
Dies es hij subtylijcken tot mij verwect.Ga naar voetnoot43
Omdat ic deur sonde ben onperfect,
[45][regelnummer]
Doer mijn gecorrumpeerde broosche natuere,Ga naar voetnoot45
Zoe siet hij mij naectelick, onghedeckt,
En wil mij verschueren, an elcke ure.Ga naar voetnoot47
Maer, Heere, aenziet ghij u creatuere,
Verdruct ter aerden ligghende, beproeft,
[50][regelnummer]
En hoe die viant, die wreede figuere,Ga naar voetnoot50
Mijnen gheest inwendich deur tvlees bedroeft;Ga naar voetnoot51
Die den strijt sal winnen Gods hulpe behoeft.
| |
[pagina 47]
| |
Ga naar margenoot+En es dit niet wel een zelsaem wondre
Dat ze heur tanden dus hebben ghewet?Ga naar voetnoot54
[55][regelnummer]
Zij spannen heur boghen, secreet bijsondre,Ga naar voetnoot55
Heur schutten nijdich op mijn ziele gheset;Ga naar voetnoot56
Zij spreyen behendich een bedrieghelic net;
Om mij te vanghen zij neerstich waken.
Maer, Heere, aenhoort doch mijn ghebet,
[60][regelnummer]
Helpt mij vernielen dees aertsche draken;
Op u wil ic mijn hope staecken,Ga naar voetnoot61
Anders moest ic heur hope subject zijn;Ga naar voetnoot62
Gheeft mij den wille en tvolbrengen der zaken,
Zoe sullen ze van u deur mij beghect zijn.Ga naar voetnoot64
[65][regelnummer]
Uut hem selven en can gheen vlees perfect zijn.
| |
[pagina 48]
| |
Ga naar margenoot+Faelgeert mij niet, Heere, in deser noot,Ga naar voetnoot66
Leert mijn voeten op trechte treden;Ga naar voetnoot67
Zijt mij een casteel van machte groot;
Dijnen rechten erm brengt mij in vreden.
[70][regelnummer]
Al comt mijn wederpartie ghestredenGa naar voetnoot70
Met ghesperde caken en meynen ontzinnen,Ga naar voetnoot71
Lecht ze onder mijn voeten beneden,
Opdat ze u moghende hant bekinnen.Ga naar voetnoot73
Met u wil ic den strijt beghinnen,Ga naar voetnoot74
[75][regelnummer]
Zoe wordt heur voernemen heel vertraecht;Ga naar voetnoot75
Al zijn sij stout om mij te verwinnen,Ga naar voetnoot76
Doer u es zoe menighen strijt ghewaecht.Ga naar voetnoot77
Tes goet te vervolghen dat den Heere verjaecht.
| |
[pagina 49]
| |
Ga naar margenoot+Ghenadighe Heere, wilt mijns ontsetten,Ga naar voetnoot79
[80][regelnummer]
Ghij zijt die toevlucht, die ic belie;Ga naar voetnoot80
Mijns viants voernemen wilt doch beletten,
Mijnen schilt, mijn beschermsel zijde ghie.
Die menschelijcke hulpe zet ic op dzie,Ga naar voetnoot83
Mijn borcht, mijn steenrootze, mijn stercheit al,Ga naar voetnoot84
[85][regelnummer]
Daer ic op betrouwe tot elcken tie,Ga naar voetnoot85
Mijn troost, mijn toeverlaet, mijn meeste ghetal,Ga naar voetnoot86
Ghij die mij bevrijt voer tviants val,Ga naar voetnoot87
Een victorieux prinche, zoet in daenschouwen,Ga naar voetnoot88
Anders gheen hulpere in daertsche dal.Ga naar voetnoot89
[90][regelnummer]
Wie can hem voer zijn macht onthouwen?Ga naar voetnoot90
Vermaledijt die hem op menschen betrouwen.Ga naar voetnoot91
| |
[pagina 50]
| |
Ga naar margenoot+Hoort doch, Heere, heur stoutelic dreyghen,
Heur blasphemich verwoedende quaet;Ga naar voetnoot93
Zij doen mij heel te gronde neyghen;
[95][regelnummer]
Ic sta, ic en weet nau hoet met mij gaet.Ga naar voetnoot95
Hoe zijn zij verheven in den hoochsten graetGa naar voetnoot96
Ende en dencken om gheen dessenderen!Ga naar voetnoot97
Maer hoe tgras lustigher en rijper staet,Ga naar voetnoot98
Hoe den maytijt naerder om myneren;Ga naar voetnoot99
[100][regelnummer]
Al ziet men ze nu hoghelijck triumpheren,
Ghelijck den roock ziet men ze verdwijnen.
Ten baet subtylheyt, noch argueren,Ga naar voetnoot102
Den Heere vernielt se met heelen dossijnen.
Der werelt voerspoet vergaet met pijnen.Ga naar voetnoot104
| |
[pagina 51]
| |
[105][regelnummer]
Ga naar margenoot+Ic hebbe ghelooft uut den gront van mijnder herten,
Daeromme spreect mijnen mondt voerwaer;Ga naar voetnoot106
Den Heere aanziet ons bitter smerten
En gheneest ons deerlick lijden zwaer.
Al was ick in ancxste en in grooten vaerGa naar voetnoot109
[110][regelnummer]
Dat hij mij midts zonde hadde vergheten,Ga naar voetnoot110
Ic zie zijn goetheit zoe openbaer.
Hij zal mijn ziele vreucht laten weten,
Mijn ooghen kennelick doen hooghe secreten;Ga naar voetnoot113
Dies wil ic mij voer zijn ooghen stellen;
[115][regelnummer]
Zijnde met Davidt in drucke gheseten,
Wil ic mijn ghebreken voer hem vertellen:Ga naar voetnoot116
God helpt zijn vrienden uut diepste der hellen.
| |
[pagina 52]
| |
Ga naar margenoot+Keert tot mij, Heere, mijn boosheyt beken ic;
Die zonde es mij altijts teghen ghestaen.Ga naar voetnoot119
[120][regelnummer]
Voer u ooghen alleen een sondaer ben ic
En teghen u heb ic dit quaet ghedaen.
Ontfermt u mijns, Heere, naer u vermaen,Ga naar voetnoot122
Zoe blijven u woorden rechtveerdich ghepresenGa naar voetnoot123
En ghij verwint alle oordeelen zaen.Ga naar voetnoot124
[125][regelnummer]
Wij zijn doch alle in sonden gheresen.Ga naar voetnoot125
Ghij moet ons verlosser, ons toevlucht wesen,
Den steen des aenstoots, ons vast confoort,Ga naar voetnoot127
De zondaers mismaecte cranckheit ghenesen,Ga naar voetnoot128
Diet al ghefundeert heeft op deenich woort.
[130][regelnummer]
Dees zotheyt heeft tzwerelts wijsheyt verstoort.Ga naar voetnoot130
| |
[pagina 53]
| |
Ga naar margenoot+Laet u ghenueghen mijn theere complecxie:Ga naar voetnoot131
Mijn moeder heeft mij in sonden ghebaert,
En niet dan boosheit en es mijn affectie.Ga naar voetnoot133
Ic ben metter brooscher natueren bezwaert;
[135][regelnummer]
Tgoet dat ic wille, hebbe ic ghespaert,Ga naar voetnoot135
En tquaet dat ic hate, dicwils vulbrocht.
Dus hebbe ic deur mij selven de zonden vergaert
En deur u gracie de deucht ghezocht.
Mijn vleesch en hadde dat noyt ghedocht,Ga naar voetnoot139
[140][regelnummer]
Want alle menschen zijn als hoy ghemeene;Ga naar voetnoot140
Ghij hebt ghedaen dat ic niet en vermocht,
Onse rechtveerdicheit es besmet onreene.
Daer en es niemant die goet doet, oock niet eene.Ga naar voetnoot143
| |
[pagina 54]
| |
Ga naar margenoot+Mij selven mach ic dan wel verfoyen,Ga naar voetnoot144
[145][regelnummer]
Als ic mij spieghele in dijne wet.
Om heur te volbrenghen wil icx mij moien,Ga naar voetnoot146
Maer tvlees es tghene dat mij belet;Ga naar voetnoot147
Zij leert ons een leven reyn ombesmet,
Publicerende, Heere, wat ghij begheert,Ga naar voetnoot149
[150][regelnummer]
Heyschende dwerck en den wille met;Ga naar voetnoot150
Och, zij es zoo goet en zoe eel expeert,Ga naar voetnoot151
Maer, laessen, als een tweesnijdende zweert,Ga naar voetnoot152
Slaet ze mij misdadich heel te gronde.
Als overtredere, zoe ben ic weert
[155][regelnummer]
Verdoemt te zijne tot elcken stonde.
Doer de wet en compt maer kennisse van zonde.Ga naar voetnoot156
| |
[pagina 55]
| |
Ga naar margenoot+Niet en gaet, Heere, met dijnen knechte
Int oordeel, om zijn saken te vermonden yet,Ga naar voetnoot157-158
Want in dijn teghenwoordicheit naer tgherechteGa naar voetnoot159
[160][regelnummer]
En werdt gheen levende rechtveerdich vonden niet.
Wij zijn dieghene, die Adam in sonden liet.
Ons uuterste wercken zijn heel vilein.Ga naar voetnoot162
Maer, Heere, tot mij in allen stonden ziet:
Om dijn gheloofs wille zoe ben ic reyn. -Ga naar voetnoot164
[165][regelnummer]
Dijne gherechticheit, die ist certeyn
Diet al can ghenesen, dadt tvleesch bevlect.Ga naar voetnoot166
Al zijn ons deuchden noch, eylassen, cleynGa naar voetnoot167
En tmenschen natuere tot zonden trect,Ga naar voetnoot168
Dijn bermherticheit boven al dijn wercken strect.Ga naar voetnoot169
| |
[pagina 56]
| |
[170][regelnummer]
Ga naar margenoot+Opent mijn ooghen, zoe crijgh ic tghesichte
Ende mijn salicheit sal ic terstont aenzien.
Hij quam in de werelt met zijnen lichte;Ga naar voetnoot172
Die duysternisse moeste rasch van hem vlien.
Hij heeft die sacrificie voer alle lien
[175][regelnummer]
Naer Melchicedechs oorden, zelve voldaen;Ga naar voetnoot175
Hij es dieghene certeyn, deur wien
Wij int huys des Heeren mueghen gaen.
Tis hem al onder zijn voethen ghestaen;Ga naar voetnoot178
Alle oordeelen zijn hem toeghescreven.Ga naar voetnoot179
[180][regelnummer]
Wie in hem ghelooft heeft ghenade ontfaenGa naar voetnoot180
En es vast gheerft int eeuwich leven.Ga naar voetnoot181
Den menschen en es anders gheenen naem ghegheven.Ga naar voetnoot182
| |
[pagina 57]
| |
Ga naar margenoot+Proeft die goetheyt nu van den Heere,Ga naar voetnoot183
Want hij en begeert tot gheenen stonden
[185][regelnummer]
Den doot van den zondaere, maer dat hij bekeere
En worde in hem dan levendich vonden.Ga naar voetnoot186
Hij bedect ons boosheit, vaecht uut ons zonden,Ga naar voetnoot187
Reynicht de nieren, maect gheheel sneewit,
Wast met ysopen, curreert de wonden.Ga naar voetnoot189
[190][regelnummer]
Zijn troostelijcke botscap is doch dit:
Al die ghevallen is, staet op en sit;
Om niet muechdy wijn en melck halen.Ga naar voetnoot192
Al waren wij voermaels tot zonden verhit,Ga naar voetnoot193
Als die Heere verheft, wie mach ons dalen?Ga naar voetnoot194
[195][regelnummer]
Die hem selven betrout moet dickmaels falen.Ga naar voetnoot195
| |
[pagina 58]
| |
Ga naar margenoot+Quaet waren wij menschen deur overtredinghe,
Gaende van deen quaet in dander voort;
Quaet was den offer, onsen dienst, ons bedinghe;Ga naar voetnoot198
Doer tquaet was God Vadre te recht verstoort,
[200][regelnummer]
Maer tgheloove in God Zone gheeft goet confoort,Ga naar voetnoot200
Ons stellende met God Heylich Gheest in vreden,
Zoe dat wij ons lichamen, alst heylighen behoort,
Tot een levende offerhande besteden,
Om wapenen te zijne der gherechticheden,
[205][regelnummer]
Die die vierighe pijlen des viants blusten.Ga naar voetnoot205
Die zonde en crijgt gheen macht meer ons leden
Ghehoorsaem te maken tot heure lusten.
Wel hem die den sabot des Heeren zoe rusten.Ga naar voetnoot208
| |
[pagina 59]
| |
Ga naar margenoot+Rasch, felle vervolghers, subbytelick sneeft!Ga naar voetnoot209
[210][regelnummer]
Ic diffier u macht ende al u onrechten,Ga naar voetnoot210
Want mijn verlosser nu crachtelijck leeft.
Hij sal zijn goetheyt an Zyon hechten,
Die mueren van Jherusalem weder oprechten,Ga naar voetnoot212-213
Daer al dijn macht voer moet zwijcken.Ga naar voetnoot214
[215][regelnummer]
Al comdy brieschende als leeuwen om vechten,Ga naar voetnoot215
Voor mijnen standert moetty nu wijcken.Ga naar voetnoot216
Meendy dat ic betrouwe op schilden, pijcken,Ga naar voetnoot217
Rosvolck, bolwerck oft op tsmenschen kindren?Ga naar voetnoot218
Al quamen op ons alder weerelt rijcken,
[220][regelnummer]
Zij en souden ons palen niet vermindren.Ga naar voetnoot220
Es God met ons, wie mach ons hinderen?Ga naar voetnoot221
| |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+Slaet op trompetten, maect groot gheclanck,Ga naar voetnoot222
Mijn vianden beghinnen voer mij te vluchten;
Ic crijghe victorie jeghen heuren danckGa naar voetnoot224
[225][regelnummer]
En jaegh ze naer in allen ghehuchten.Ga naar voetnoot225
Die Heere heeft verstoort al heur gheruchten.Ga naar voetnoot226
Zij worden te schanden, die mij benijden;Ga naar voetnoot227
Hij heeft in vreucht verkeert mijn suchten.
In Jacops stercheit wil ic verblijden.Ga naar voetnoot229
[230][regelnummer]
Hij leert mij stoutelijck int her nu rijden,Ga naar voetnoot230
Mijn hooft opheffen, mijn voeten rueren,
Mijn vingheren oorloghen, mijn handen strijden;
Ic springhe met mijnen God wel over die mueren.
Wie mach teghen zijn mueghende hant ghedueren?Ga naar voetnoot234
| |
[pagina 61]
| |
[235][regelnummer]
Ga naar margenoot+Totten Heere wil ic mijn ziele verheffen,
Mijn vervolghers zijn nu verre verjaecht;
Hij sal mij leyden op den wech zoe effen
Dat ic niet en slibbere, hoe zeere dat vlaecht.Ga naar voetnoot238
Hem zij lof, dien alle gherechticheit behaecht.
[240][regelnummer]
Hij heeft aenghezien ons zwaer allende
En onser vianden voernemen gheplaecht;Ga naar voetnoot241
Hij verlost ghevanghen, verlicht die blende;Ga naar voetnoot242
Hij bewaert onder zijn vlueghelen die bekende,Ga naar voetnoot243
Ghelijc eenen schelappel van der ooghen;Ga naar voetnoot243-244Ga naar voetnoot244
[245][regelnummer]
Tzweert der godlosen brengt hij ten ende;Ga naar voetnoot245
Die betraende wanghen can hij verdrooghen,Ga naar voetnoot246
Den hooghen verneeren, den neeren verhooghen.Ga naar voetnoot247
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+Vrolic laet ons wesen nu verheucht,
Den Heere vulmaecte kennisse bewijsen;Ga naar voetnoot249
[250][regelnummer]
Hij sal tlant vervullen met zijnder deucht,Ga naar voetnoot250
Ons, dorstighe, laven, die hongherighe spijsen,
Die bedroufde van herten weder verjolijsen;Ga naar voetnoot252
Hij doet in hemel, in aerde zijn macht,Ga naar voetnoot253
Die vruchten waschen, die planten rijsen;Ga naar voetnoot254
[255][regelnummer]
Wat can hem ghebreken, die op hem wacht?Ga naar voetnoot255
Hij heeft zijn belooften altijts vulbracht,
Die hij Abram, Ysac en Jacop dede.
Hij es eenen pylaer, mijns levens cracht;
Dies stort ic daghelicx voer hem mijn bede.
[260][regelnummer]
Hij brengt zijn vrienden in deewighe vrede.
| |
[pagina 63]
| |
Ga naar margenoot+Xperiencie doet mij sijn werck orconden,Ga naar voetnoot261
Ziende hoe wonderlic hijt al regeert;Ga naar voetnoot262
Sij verbreyden zijnen lof in allen monden,Ga naar voetnoot263
Want elc het zijne ghestadich useert.Ga naar voetnoot264
[265][regelnummer]
Die hemelen der hemelen, reyn ghefondeert,Ga naar voetnoot265
Loven, vercondighen, uutspreken zijn eere.
Looft hem, ghij enghels, alle menschen verneert;Ga naar voetnoot267
Ghij coninghen, vorsten, rechters, haest zeere;Ga naar voetnoot268
Jonghelinghen, maechden, looft oick den Heere
[270][regelnummer]
In dorpen, in steden, in sprinchen hoven.Ga naar voetnoot270
Hij conforteert ons crancke leden theereGa naar voetnoot271
En salft ons met gracien onder en boven.Ga naar voetnoot272
Al wat adem heeft moet den Heere loven.
| |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+Yoecht, zingt, danst en maket in roeren;Ga naar voetnoot274
[275][regelnummer]
Looft hem met psalmen, herpen en snaren,
Speelt op chimbalen, pijpen, tamboeren,Ga naar voetnoot276
Looft hem alle, ghij hemelsche scharen;
Ghij dochters van Zyon, wilt nu vergaren,
Uut alle poorten Gods eere vertellen,Ga naar voetnoot279
[280][regelnummer]
En wilt dijnen brueders zijnen naem verclaren,Ga naar voetnoot280
U instrumenten op tzoetste stellen;
Vergaedert in een, alle Ysrahels ghesellenGa naar voetnoot282
En singt een nieu liet, reyn ombesmet,
Hij en sal zijn volck met hongher niet quellen,
[285][regelnummer]
Maer leyden ze in een weyde zeer goet en vet.Ga naar voetnoot285
Der ouders herpen is der heylighen ghebet.Ga naar voetnoot286
| |
[pagina 65]
| |
Ga naar margenoot+Zonne, mane ende tfirmament,
Looft hem, ghij sterren ende alle planeten;
Blicxem, dondre, uuten wolcken ghesent,Ga naar voetnoot289
[290][regelnummer]
Doen ons die moghentheit des Heeren weten.Ga naar voetnoot290
Dlicht, duysternisse, alle hooghe secreten,Ga naar voetnoot291
Reghen, wint, dau, mist, haghel, sneu, ijs,
Berghen, dalen, dafgronden om meten,Ga naar voetnoot293
Vier, water, lucht, aerde gheeft lof en prijs;
[295][regelnummer]
Cruyden, vruchten, elcken boom oft rijs,Ga naar voetnoot295
Alle metalen, gemmen, hoe vaste ghestaect,Ga naar voetnoot296
Loven, dancken en maken ons wijsGa naar voetnoot297
Hoers scheppers werek, dwelc niemant en laect,
Want zijn handen hebben dit al ghemaect.
| |
[pagina 66]
| |
[300][regelnummer]
Ga naar margenoot+Zloven hem alle cruypende dyeren,Ga naar voetnoot300
Draken, serpenten, der adren gheslachten;Ga naar voetnoot301
Hoe wonderlick bezorcht hij die cleynste myeren,Ga naar voetnoot302
Die jonghe ravens die op hem wachten;Ga naar voetnoot303
Dies zij hem lof uut alle ghedachten.Ga naar voetnoot304
[305][regelnummer]
Hij spijset al tsamen, minst metten meesten,Ga naar voetnoot305
Oft tzoude vergaen en van hongher versmachten.Ga naar voetnoot306
Et loven hem alle manieren van beesten,Ga naar voetnoot307
In boschen, in weyden, in wilde foreesten.Ga naar voetnoot308
Looft hem ghij vischen, die u int water geneert,Ga naar voetnoot309
[310][regelnummer]
Looft hem alle, ghij levende gheesten,
Looft hem, alle voghelen, die zijt gheveert,Ga naar voetnoot311
Want God is doch aller eeren weert.
| |
[pagina 67]
| |
Ga naar margenoot+9 forteert u alle, ghij cristene menschen,Ga naar voetnoot313
Die hier in druck oft trybulacien zijt;Ga naar voetnoot314
[315][regelnummer]
Wilt met bedinghe om hulpe wenschen,Ga naar voetnoot315
Want tleven der menschen es hier eenen strijt.
Ziet met wien ghij vechtende zijt
Teghen u eyghen lusten, met vleesch en bloede,
Teghens tzwerelts regenten, teghens tvijants nijt.Ga naar voetnoot319
[320][regelnummer]
Waect, weest nuchteren, zijt op u hoede,Ga naar voetnoot320
Bekendt u overtredinghe, als de vroede;Ga naar voetnoot321
Die Heere der heerscharen zal u ontfermen,
Als ghij dan ghecocht zijt met Cristus bloede;Ga naar voetnoot323
Gheeft hem die eere, ghedenct die ermen,
[325][regelnummer]
God sal u oock in der eewicheyt ontfermen.
| |
[pagina 68]
| |
Ga naar margenoot+Als beghinnende const doende, een fondeersel,
Gheeft hij in kennisse luttel machts natuerlijc;
Om proeven quam rasch sulcx triumpheersel
Vant xtrackt ysrahels zoe. z 9foort is ruerlijc.
[330][regelnummer]
Const hij zijne Ab bet scrijven figuerlijc,Ga naar voetnoot330
Rechtveerdich hij deet, met herten bli,Ga naar voetnoot331
Vvant ghewillich werck en is niet suerlijcGa naar voetnoot332
Laet hij hem duncken, macht wesen vri.Ga naar voetnoot333
Siet aen zijn simpelheyt, alle meesters ghi,Ga naar voetnoot334
[335][regelnummer]
Noyt en leerde hij in consten yet clercx;Ga naar voetnoot335
Al heeft hij ghefaelgeert dicmael hierbi,Ga naar voetnoot336
Scholieren maken eerst veel slechtelijx wercxGa naar voetnoot337
En jonghe discipulen en gheeft men niet stercx.Ga naar voetnoot338
|
|