Heynken de Luyere en andere gedichten
(1950)–Cornelis Crul– Auteursrecht onbekend
[pagina 45]
| |
Mont toe, Borse toeDie hooren en sien // can,
En swijgen // mede:
Deucht sal hem geschien // dan,
En crijgen // vrede.
Ghedruckt int Iaer ons Heeren:
M.D.LXXXJJJ.
Ist sake dat yemandt nu te rechte bedinckt
Hoe perijckeloos nu zijn de tijden,
End hoe veel quaets dat de tonghe inbringt,
Oock de stricken om t Gelt aen alle zijden:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die sal waerachtelick moeten belijden
Dat het seg-woordt daechlicx wordt volbracht,Ga naar voetnoot6
Wildy u selven end u goet bevrijden,Ga naar voetnoot7
Mondt toe, Bors toe, op u woorden wel acht.
Sijdij als de Rijcke, hebdij eenige macht?
10[regelnummer]
Siet dat ghy u tonghe niet en laet verhalen
Dat u Borse namaels wel mocht betalen.
Tis eenen yseren tydt, alsoomen sien / mach,
Nergens en is men vrij in eenighe stede,
Wie isser die de boosheyt te hans verbien / mach?
15[regelnummer]
Goetheyt is verstroyt, alle rust ende vrede,
Men vreest God noch zijn gheboden mede;
De deucht is geheel wt den lande gesmeten,
Maer list end bedroch is nu de zede.
| |
[pagina 46]
| |
Wille heeft goede reden heel verbeten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Rechtveyrdicheyt is in een hoecxken geseten,
Tis den deyrlicxsten tijdt diemen oyt vandt:
D'onrechtveyrdicheyt heeft nu de overhandt.
Elck is in hem selven vol erreuren,
De macht der rechtveyrdicheyt wort heel verneert.
25[regelnummer]
Deen wilt thooft schier controleuren,Ga naar voetnoot25
Want donverstandige nu domineert.
Door gifte wordt Iustitie gecorrumpeert,
Dwelck de Eergiericheyt in can geven,
Dies menich quaet Boeve noch triumpheert
30[regelnummer]
End de slechte rechtveyrdige moeten sneven.Ga naar voetnoot30
De Schaepkens worden al-om verdreven,
Want de Wolven sietmen plucken en teesenGa naar voetnoot32
Die al de werelt schier brenghen in vreesen.
Guchelaers, Dobbelaers, end' Hoereerders,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Onschamel Clappaerts, end' Leugevinders,Ga naar voetnoot35
Ezels, Bottaerts, Slechtaerts, Flatteerders,
Dronckaerts, Brassaerts end' stoute onder-winders
Sijn beter geacht dan deucht-beminders,
Wijse, geleerde, verstandighe persoonen,
40[regelnummer]
Oft sobre, schamele, eerlicke kinders,
Dwelck certeyn een quaet is, niet om verschoonen.Ga naar voetnoot41
Sal God een yegelick na zijn wercken loonen,
Wat eeren sullen sy connen bewysen
Die den quaden boven den goeden prijsen?
| |
[pagina 47]
| |
45[regelnummer]
Nergens en is ruste, maer groot verdriet,
Heymelicke vyandtschap, nijdt end' haet;
Niet dan dreygementen datmen nu siet,
En daer en boven de vreese der Boeven quaet.
Vol twist end tweedracht is elcken staet.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De Lieffde wordt heel vanden Naesten gekeert,
De gheveynsde Heyligen, met Boosen raet,
Hebben de werelt haer bedroch geleert,
Dies oock de ketterye daechlicx vermeert,
Want hoe souden sy yet goets geleeren meugen
55[regelnummer]
Die de waerheyt willen veranderen in Leugen?
Daer is eenen nieuwen Arrius geboren,Ga naar voetnoot56
End' eenen nieuwen Manicheus oock diesgelijcke;Ga naar voetnoot57
Novatianus ketterye roemt nu te vorenGa naar voetnoot58
End' den quaden Erintheus, vol valscher practijcke,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Noch duysent meer ander die ick over-strijcke,Ga naar voetnoot60
Daer tvolck by verleydt wordt, slecht van verstande,
End' steken nu thooft op in elcken wijcke
End' saeyen tquaet cruydt hier achter Lande,
Dwelck is voor de Herders een groote schanden,
65[regelnummer]
Die de rechte Leere houden verholen:
Daermen de waerheyt swijcht, moetmen altoos dolen.
Nu isser datmen noyt te voren en sach,
Alle dingen zijn verandert op dit termijn;
Ick meyne, dat ons naeckt den laetsten dach,Ga naar voetnoot69
| |
[pagina 48]
| |
70[regelnummer]
Want daer daechlicx veel vremde teeckenen zijn.
De boosheyt thoont nu haren schijn,
Al-om end' om zijn sondige wercken,
Nemesis, Negera, end' Alecto sijnGa naar voetnoot73
Met Thesiphone comen den hoop versterken
75[regelnummer]
Wt der duyster hellen, want sy aenmerckenGa naar voetnoot75
Datment al wil besitten met forts end' gewelt.
Trecht wordt vercrompen, men siet meest na t' gelt.Ga naar voetnoot77
Ick en wijts den Princen niet, maer de sonden
Die nu gebeuren in diversche plecken:
80[regelnummer]
In all neringe is gebreck bevondenGa naar voetnoot80
End' niemandt en machmen zijn boosheyt ontdecken.Ga naar voetnoot81
Al soumense geyrne tot deuchden trecken,
Twordt al verstaen met twist end' geschille;Ga naar voetnoot83
Hoe goede argumenten, men hoortse begecken:
85[regelnummer]
Hij is quaet te wijsen, die verdoolt gaen wille.
Dus hoort en denckt, voorts swijgende stille,
End maeckt dat ghy Mondt end Borse toe-sluyt,
Want tis al voor eens dooffmans deur geluyt.
U tonge moet gij dan scherp bedwingen,
90[regelnummer]
Oft u Borse mocht wel lijden noot;
De tonge is oorsaeck van quade dingen,
De tonge brengt menich mensch ter doot,
De Tonge maeckt Orloge end' tweedracht groot,
De Tonge is tbeginsel van de kijvagie,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
De Tonge maeckt eenen vriendt wel vijandt bloot,
Gheen grooter verraedt dan valsche clappagie;
De Tonghe verdruckt menighe personagie,Ga naar voetnoot97
| |
[pagina 49]
| |
De Tonge maeckt dat al de werelt schier sneeft,Ga naar voetnoot98
De Tonge die neemt dat si niet en gheeft.
100[regelnummer]
Een quade Tonge is een abuyselicke wee,
Sy maeckt dat menich hert ongesont / is,
Een vreeslick tempeest, een draeyende Zee,
End' quader dan Sirtus, die sonder grondt / is:Ga naar voetnoot103
Tis wonder hoe quaet dat der Tongen vondt / is
105[regelnummer]
Noch quader dan Schulla, daert al wordt verslindt,Ga naar voetnoot105
Hoe-wel sy bequaem in smenschen mondt / is,
De tonge is t' schadelicxste datmen vindt;
De tonge 't secreet der herten ontbindt,
Ment tempt alle Beesten, hoe wreedt van natueren,
110[regelnummer]
Maer een quade Tonge sal haer altijdt rueren.
De tonge is meerder dan alle de samen,Ga naar voetnoot111
Sy breeckt de ruste end' maeckt den twist;
De Tonge beneemt veel goede namen,
De tonge heeft dickmaels haer gelooff gemist;Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
De tonge is d' Instrument van allen argelist,
De tonge derft Gods naem wel blasphameren;
De tonge heeft Gods woord ydelick verquist,
De tonge doet Steden end' Landen mineren,Ga naar voetnoot118
De tonge deed' de Propheten persequeren,
120[regelnummer]
De tonge heeft een onberispelick quaet gewrocht:Ga naar voetnoot120
De Tonge heeft Christum aent Cruys ghebrocht.
| |
[pagina 50]
| |
De Tonge moet vreesen voor alle saken,
End' principalick haer woorden wel gade-slaen;
Een goede tonge can vriendtschap maken,
125[regelnummer]
Maer een quade tonge heeft wonder misdaen.
Daerom doe ick u nu noch eens vermaen:
Wildy u selven end' u goet bewaren,
En laet niet veel woorden wt uwen monde gaen,
Oft u tonge sou u Borse beswaren.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Denckt hoe zy voormaels hebben gevaren
Die de tonge gebracht heeft in groot verdriet,
Want een woordt dat ghesproken is, en keert doch niet.
Met swijgen en condy niet verbeuren lichte,
Want men seydt gemeenlick: t' gedachte is vry,
135[regelnummer]
Maer daer veel woorden zijn even dichte,Ga naar voetnoot135
Daer zijn oock veel sonden, na Salomons bely.
Men antwoordt wel sonder veel spreken, waer dat sy;
Veel woorden brengen sotheyt voort ten beginne.
Al is een boerachtich, end' plomp daer by,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Can hy swijgen, men rekent hem wijs van sinne.
Sommige en hebben geen vuylder feyt inneGa naar voetnoot141
Dan veel claps, dwelck de ziele doet beven,
Want van elcken woorde salmen rekenschap geven.
Dus stopt uwen mondt, die geneycht is om spreken;
145[regelnummer]
Den mondt is den kuyl vol quader vonden.
Hy bewaert zijn ziele van veel gebreken
Die synen mondt houdt in den breydel gebonden;
Wt den mondt comen diversche sonden,
Valsch getuych, verradery ende nijdt.
150[regelnummer]
Om dat den mondt spreeckt (naer Christus orconden)
| |
[pagina 51]
| |
Coemt wter herten eerst t' rechte belijdt.Ga naar voetnoot150-1
Dus wildy met rust leven al uwen tijdt,
En laet niet veel woorden wt den monde vliegen,
Oft u tonge sou u Borse bedriegen.
155[regelnummer]
Ghy siet wel, daer en is nergens geen trouwe:
Deen vriendt wordt vanden anderen beclaecht;
Dwijff tegen den Man, de Man tegen de Vrouwe,
De Vader tegen t' kindt nu vyandtschap draecht
End' t' kindt synen vader voor t' gerichte daecht.
160[regelnummer]
Deen Broeder is tegen dander int geschille,
De vrouwe wordt van haer Ionckwijff geplaechtGa naar voetnoot161
End' de knecht synen meester verraden wille.
Ghy en condt niet gespreken, secreet oft stille,
Men sal u altijdt in een woordt bevangen,
165[regelnummer]
Een ygelick salder oock t' zijn toe hanghen.Ga naar voetnoot165
Men weet niet waermen succoers sal soecken,
Alle plaetsen zijn onvry, end' geheel suspect:
De Muyskens sitten in alle hoecken,Ga naar voetnoot168
De Coppespinnen hangen aen t' huys gestrect,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
T'wordt al verstaen, waer ghijt vertrect,Ga naar voetnoot170
De Swaluwen zijn onder u dack gecropen,Ga naar voetnoot171
T'serpent leydt stille onder t'cruydt bedect;
De krekel coemt wter schauwen geslopen,Ga naar voetnoot173
T'veldt heeft zijn oogen allesins open,
175[regelnummer]
Alle bosschen end' hagen ontpluycken haer ooren,
Ghy en condt niet spreken, sy en sullen hooren.
| |
[pagina 52]
| |
De Vogelkens zijn altijdt inde weyre,
De Exter en can haer huppelen niet laeten;
De clapachtige Roetaerts brengent int cleyreGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
End' dragen de tijdinge soo achter straten;
De Schimpaerts kijcken door spleten end' gaten,
De Twistmakers brengent al in dangier
En dragen tot Meesters end' Ondersaten
In deen handt twater, end' dander handt vier.Ga naar voetnoot183-4
185[regelnummer]
Men weet niet waermen sal spreken schier,
Dus raed' ick u noch eens, op alle bede:
Mondt toe, Bors toe, so blijffdy in vrede.
De mondt door lichtelick ontluyken
Can de sulcke haest in u borse geraken;Ga naar voetnoot188-9
190[regelnummer]
Tis wonder wat stricken dat syer toe gebruycken,
Dees gierige vreckaerts, dees scherpe staken.Ga naar voetnoot191
De begeyrte des Gouts can wonder maken,
Orlooch stichten, groote steden bederven,
De Leugen prijsen, de waerheydt laken,
195[regelnummer]
Den boosen verheffen, den goeden doen sterven;
Ontwegen, ontmeten, ontsweyren, onterven,Ga naar voetnoot196
T'gelt derff alderhande saken bestaen,
Maer Godt end' t'groot Gheldt can qualick tsamen gaen.
O Gelt, Gelt, oudt beminlick fenijn,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Ja bederffnisse van t' menschlick geslachte,
Al schijndy ons nuttelick op dit termijn,
| |
[pagina 53]
| |
Deur u coemt daghelicx verdriet end' clachte.
Ghy waert die, die den Heer ter dootwaerts brachte,
Die om soo luttel gelts was verraden.
205[regelnummer]
Waert dat men u wercken te recht bedachte,Ga naar voetnoot205
Een yegelick sou u bedroch versmaden.
O des vyandts supstantie, vol ongenaden,Ga naar voetnoot207
Oorspronck, daer alle sonden wt-spruyten,
Ghy leydt ter hellen, end' selff blijffdy daer buyten.
210[regelnummer]
Wat isser ontschamelder oft stouter dan t'geltGa naar voetnoot210
End' dat den mensche aldermeest doet sneven?
Die niet en heeft, wordt seer gequelt,
End' diet heeft wordter dick om verdreven.
Wat comen u al groote Beesten beneven,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Ist dat u borse wel is gelardeert!
Ghy en condt so vredelick hier niet leven,
Om ws gelts wille wordt haest u lichaem verneert.
Dus in mynen raedt dan persevereert;
Mondt toe, Bors toe, wilt niemandt betrouwen,
220[regelnummer]
So meuchdy u lichaem, end' u goet behouwen.
Daer comen daechlicx naer den Roof gevlogen
Valcken, Grieffoenen, end' felle Dieren;
Oock loose Vossen, suptijl deur-togen,Ga naar voetnoot223
Jae Raven end' Wolven, met ander Dieren.
225[regelnummer]
Dese volgen t'Gelt na in alder manieren
Gelijck eenen hoop der Tyrannen quaet,
Als oock Advocaten, die valscheyt versierenGa naar voetnoot227
End Procureurs, bedriechlick in heuren raedt;
Voorts al dat met nieu practijcken om-gaet:Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Woeckeraers, Moorders, Crijgers end' Dieven,Ga naar voetnoot230
Die Godt versaken, end' t'Gelt gelieven.
| |
[pagina 54]
| |
Dit volck is altijts een hebbens tachtere,Ga naar voetnoot232
Als Crassus Pigmalion hier te voren;Ga naar voetnoot233
Sulcke en laet ick oock niet achter,
235[regelnummer]
Polimnester Ruffus, seer gierich geboren.Ga naar voetnoot235
Dese hadden het Gelt heel wt-vercoren,
En brochten menich mensch in groot verdriet.
Al heeftmen u hier oock trouwe gesworen,
Tis al naer de Borse dat yegelick siet.
240[regelnummer]
Al en is door u Lichaem gheen sonde geschiet,
U Borse soude haest sondigen in dit termijn
End ghy soudt moeten een dubbel ketter zijn.
Meester
Aldus houdt den mondt en Borse int slot
End siet met wien ghy hier verkeert;
245[regelnummer]
Raedt u yemandt anders, die is wel sot.
Door hooren en swijgen wordt den vrede vermeert;
Tis altoos onderhouwen end oyt geleert
Van alle verstandige Mannen end Wijven:
Canmen swijgen, men wordt op d'Aerde ge-eert;
250[regelnummer]
Om eens woordts wille moet sulck in darmoey blijve[n].
Rust end Vrede sal u dan beclijven,
Condet ghy u tonge tot silentie geven.
Tot ws Lichaems profijt is dit geschreven.
Niet meer also:
Crul.
Hoort, swijcht, end siet:
Muyst, maer en meaut niet.
|
|