Heynken de Luyere en andere gedichten
(1950)–Cornelis Crul– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
Die historie van Heynken de LuyereGhy weet wel wat Heynken die Luyer bedreef,
En hoe die ghetracteert wert van eenen vileyn,Ga naar voetnoot2
Dwelck ick aen eenen mijnen vrient eerst schreef
Soo hy u te kennen gaf, weet ick wel certeyn.
5[regelnummer]
Al was die materie van wijsheden cleyn,
U begheerte heeft my alsoo doen verwecken,Ga naar voetnoot6
Dat ick u de historie voorts wil ontdecken.
Hem ontmoette op eenen tijt een CappelaenkenGa naar margenoot+
Die Thantwerpen int stadt was wel vermaert,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die scheen gheweent te hebben menich traenken,
Duer den druck die zijn herte hadde beswaert.
Ten lesten heeft hy Heynken zijnen noot verclaert
Hoe hem ontloopen was eylaes een zijn nichte,Ga naar voetnoot13
Die schoon van aenschijn was en van leven lichte.
15[regelnummer]
Hij begheerde hertelijck op hem zijnen vrientGa naar voetnoot15
Dat hij hem dese nichte wilde helpen soecken,
Want ick weet wel, seyde hy, dat ghy my dient
En verkeert oock gheerne met witte doecken;Ga naar voetnoot18
Aldus laet ons gaen aen allen hoecken,
20[regelnummer]
Wy sullense wel vinden met deser practijcke,
Want ghelijck compt geerne by zijns ghelijcke.
Heynken en wist niet wat hy antwoorden zoude,
Hy was al te qualijcken voorsien van preste;Ga naar voetnoot23
Ten lesten antwoorde hy dat hy gheerne woude,
25[regelnummer]
Maer het ghebrack hem dien tijt aent beste.
| |
[pagina 3]
| |
Ke, zijt te vreden, sey de Paep int leste,Ga naar voetnoot26
Ick salt al betalen soo wat ghy verteert;Ga naar voetnoot27
Die Arbeyt is altijt den cost wel weert.Ga naar voetnoot28
Niet gheven, dacht Heynken, neen dat is goet.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hoe legghen wijt best aen, wilt daer op achten,
Want wie zijnen aenslach eerst wijsselijck doet,Ga naar voetnoot31
Die mach te beter victorie verwachten.
Compt, ghaen wy, sey de Pape, by den gheslachte:Ga naar voetnoot33
In elck huys sullen wy een Pintken buysen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die Nonne die wy soecken en is gheen kuyse.
Sy accoordeerden tsamen ende ghinghen voortGa naar voetnoot36
Die Stadt heel omme, nu hier en daer.
Sy seylden menighe Havene aen boortGa naar voetnoot38
Om te weten oft dees Nichte nieuwers en ware,
40[regelnummer]
Maer watse veel sochten, daer en volchden niet naere:Ga naar voetnoot40
Sy sadt yewers ghecamert secreet en stille.
Tis quaet om vinden, dat verloren zijn wille.
Hier dronckense een Pintken, daer twee oft drye
En besochten dien dach wel twintich Plecken;
45[regelnummer]
Sy creghen menich dreelken neven de ZijeGa naar voetnoot45
Die henlieden hulpen den Wijn uut lecken.
Hier mede moesten oock Tghelt vertrecken,
Wantmen gheen rekeninge daer en verswijcht.Ga naar voetnoot48Ga naar margenoot+
Den put is diep diemen niet uut en crijcht.
50[regelnummer]
Thooft wert hen wat lichte met hem beyden
Deur den dranck en oock deur dloopen ontrent.Ga naar voetnoot51
| |
[pagina 4]
| |
Zouden wy nu van malcanderen scheyden,
Seide de Pape, wy blyven voor eeuwich geschent.
Soo ghy wilt (seyde Heyne) ick bens content,
55[regelnummer]
Waer ghy my voorgaet ick volghe u achtere,
Non forcse al steldy u meerse wat tachtere.Ga naar voetnoot56
Sy en ghingen niet verre uuter cammerstraten,
Waer datse vonden een nieuweerdinneGa naar voetnoot58
Die noch wijn tapte uut steene vaten,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Daer slopen sy als twee hoender dieven inne.Ga naar voetnoot60
Sy vraechden huer terstont ten eersten beghinne:
Hebdy hier niet nieus dat sidt in muyten?Ga naar voetnoot62
Men sal geen broot voor vrienden sluyten.Ga naar voetnoot63
Die vrou sach huer gasten waren wel ghehouwen.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En begherdy, seytse, geenen wijn noch bier?
En souden wy niet, wa iae wy in trouwen!
Hebdy oock wat propers, brenghet ons hier.Ga naar voetnoot67
Och hier woont (seyde se) soo frayen dier.
Laetse comen (seyde de Pape) gheringe, waer esse?Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Sy ontboter eene, daer quammer wel sesse.
Sy ghingen den wijn daer schincken en drincken.
Deen sey, ick brenge u dit en dander dat,Ga naar voetnoot72
Sy lieten heur stemmekens daer lustich clincken,
Soo dat die Pape geheel zijn sorge vergat.
75[regelnummer]
Die gheyten stortten daer dat meeste natGa naar voetnoot75
En droncken, een mensche mocht hem ververen.Ga naar voetnoot76
| |
[pagina 5]
| |
Op een quaey merct, seytse, salmen wel teren.Ga naar voetnoot77
Weest willecom, seyde de vrouwe, mijn gilden minoot,Ga naar voetnoot78
Laet ons desen avont vry vruecht bedrijven.
80[regelnummer]
Heuren pot en was nau een pinte groot,
Sy const qualijck lesen, maer herde wel schrijven.Ga naar voetnoot81
Dus vrolijck sullen wy alle ons leefdage blijven,Ga naar voetnoot82
Seyde eene die haer seer vrolijck bewees,Ga naar voetnoot83
Want sy den lijfcoop boven die coomenscap prees.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Als sy dlijf wel vol dus hadden ghegoten,
Soo zijn de vroukens altemet verhaert.Ga naar voetnoot86
Theeft hen beyden oock ten lesten verdroten,
Want thooft was hen deur den dranc ter degen beswaert.Ga naar margenoot+
Sy ghinghen te bedde tsamen ghepaert
90[regelnummer]
En sliepen vrylijck eerst sonder sorghen;
Den avont was goet, maer tghebrack aenden morgen.Ga naar voetnoot91
Smorgens wert de Pape seer vroech ontwaeckt.
Waer ligghen wy, dacht hy, nu en schuylen?Ga naar voetnoot93
Gans doot, tis hier al qualijck ghemaeckt!Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ick sorghe tsal hier schier willen vuylen:Ga naar voetnoot95
De weerdinne mocht om heur ghelt wel muylenGa naar voetnoot96
En Heyne die en sal niet willen gheven.
Tis beter ghevloden dan beschaemt ghebleven.Ga naar voetnoot98
Hij stont gheras op, al en wast gheen dach,Ga naar voetnoot99
| |
[pagina 6]
| |
100[regelnummer]
Maer die weerdinne ghinc heur deur verstercken.Ga naar voetnoot100
Ghoeden dach sey hy vrouwe, wat eest tghelach?Ga naar voetnoot101
Rekent my, ick moet ghaen naeder Kercken.
Ghy moghet, sey sy, aen dat gheschrifte mercken,
En daer stonden gheschreven meer cruycen en vanen,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Men souder den duyvel wel mede vermanen.Ga naar voetnoot105
Daer staet acht guldens en twee blancken,Ga naar voetnoot106
Dats van binnen en dit is van broot en wijn.Ga naar voetnoot107
Haddy de helft, ghy mocht u bedancken.Ga naar voetnoot108
Ten sal, seydese, niet een mijtken min zijn.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Tjan, dacht de Pape, soo stae ick fijn;Ga naar voetnoot110
Moet ickt al betalen, tsoude my schier verdrieten.
Tgheselschap waer goet en de het verschieten.Ga naar voetnoot112
Hy ghinck in zijn Tesse ende besach zijn ghelt,Ga naar voetnoot113
Doen bevont hy dat hem al te vele ghebrack;Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Daer heeft hy haer terstont vier guldens ghetelt
Die zy voor haer helft in haer Borse stack.Ga naar voetnoot116
Mijn Gheselle, seyde hy, leet noch onder u dack,
Die sal u dander doen hebben alsoot behoort;
Als de Peerden ghelijck trecken, dan ghaget best voort.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
U woorden, seydese, ghoede Redenen ghelijcken;
| |
[pagina 7]
| |
Ghelijck te betalen is Ghesellen voere.Ga naar voetnoot121
Sy de de deure open en de Pape ghinck strijcken.Ga naar voetnoot122
Terstont soo wert Heynken oock in roere;Ga naar voetnoot123
Al wast dat hem Thoot door den dranck noch swoere,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Hy is properlijck vanden bedde ghetreden.Ga naar voetnoot125
Die wat op dlijf heeft slaept selden met vreden.Ga naar voetnoot126
Tjan, dacht Heyne, wy waren ghisteren wel blijde,
Maer tmocht nu wel eenen nae smaeck crijghen.Ga naar margenoot+
Tis best dat ick my versie te tijde,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Hy is wijs die zijn eyghen schande can swijghen.
De Pape moet betalen, ick wil gaen vijghenGa naar voetnoot131
En laten hem hier voor tghelach te pande.Ga naar voetnoot132
Sulck waent bedrieghen crijght selve schande.Ga naar voetnoot133
Heyn ghinck properlijck af tot voor de deure.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Och, dacht hy, const ick nu den sleutel beclippen!Ga naar voetnoot135
En doen Heyn vast sochte in elcke scheure,Ga naar voetnoot136
Trock hem die weerdinne by zijnder slippen.
Waer wildy henen (seydese) seght lieve lippen?Ga naar voetnoot138
Ghy moest betalen eer ghy van hier vervliecht;Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Tis een onweert gast die zijnen weerdt bedriecht.
Och laet my uut, seyde Heyn, eer den dach wort cleer,
Op dat my die clappers niet en mellen.Ga naar voetnoot142
Dat sal ick wel doen (seydese) maer gaet eerst int leer,Ga naar voetnoot143
| |
[pagina 8]
| |
Ghy moest hier eerst wat leeren tellen;
145[regelnummer]
Ten is geen maniere van goey ghesellen
Datse gaen en willen haer ghelach niet gheven,
Elck moet toch by zijnder neeringhe leven.
Mijn Heere, seyde Heyn, die salt verlegghen,Ga naar voetnoot148
Hy sal voor ons beyden vry eerlijck betalen.
150[regelnummer]
Ghy moeste my, seydese, van wat anders segghen,
Met sulcke woorden en suldy niet halen;Ga naar voetnoot151
Verlaetdy u daer oppe soo muecht ghy wel falen:
Hy heeft zijn deel ghegheven ende my voldaen,
En die niet schuldich en is die mach vrijelijck gaen.
155[regelnummer]
Hoe, wech? seyde hy, dat en is niet waer!
Hy leyt vast en slaept daer boven.Ga naar voetnoot156
Wae, Ghilde, seydese, ghy zijt al verre van daer,Ga naar voetnoot157
Dien pol is ons al langhe verschoven.Ga naar voetnoot158
Ick en soude my daer af niet beloven,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Dacht Heyne en liep daer boven int leste:
Datmen siet gelooftmen gemeynelijck tbeste.Ga naar voetnoot161
Die Pape was wech, Heyn stont verbaest.
Vrou, sey hy, en hebdy tghelt niet ontfangen?
Wat sal (dit sey de vrouwe) my dunct dat ghy raest,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Hebdy nu nae tfutsel boeck verlanghen?Ga naar voetnoot165
Ghy sult my betalen oft ic sal u doen vanghen,Ga naar margenoot+
Ist zake dat ghijs te vele hier maeckt.Ga naar voetnoot167
Sulck meynt alleen gaen, die aen eenen knape geraect.Ga naar voetnoot168
| |
[pagina 9]
| |
Hoe soudick betalen, sprack Heyne, twaer conste,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Ick en hebbe in mijn Borse niet een inckel cruys;Ga naar voetnoot170
Daerom, weerdinne, thoont nu u Jonste,
En gheeft my oorloff dat ick ghae naer huys.
Wat, meendy dat ick dul ben oft confuys?Ga naar voetnoot173
Soudick tghelach soo laten aent bert staen?Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Met ydelen borsen ist quaet ter merct ghaen.Ga naar voetnoot175
Heyn beghonst vast te besien al omme,Ga naar voetnoot176
Maer de Vrouwe ghinck nae sinen tabbaert tasten.
Alree alree! rieper eene, Ick come ick come!
En was een Ruffiaen, oft sulcke ghasten.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Wildy de weerdinne sey hy overlasten?
Betaelt oft ghy sult u cleeren verliesen;
Van twee quaden moetmen tbeste kiesen.
Och Vrient (seyde Heyne) dit wort al te quaet,
Soudt ick mijn cleeren hier moeten laten,
185[regelnummer]
Soo en wost ick my selven doch gheenen raet;Ga naar voetnoot185
Mijn Vrienden souden my voor eeuwich haten.
Tis noch duyster (seyde de Vent) achter straten,
Schiet uute, en maeckt dat ghy thuyswaert strijckt;Ga naar voetnoot188
Tis quaden Pant die zijnen Meester wijckt.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Waert sake (seyde Heyne) dat ghy my kende,
Ghy en soudt my dese schande niet te voren houwen;Ga naar voetnoot191
Maer gheeft my doch oorloff dat ick yemant sende
Tot mijn Vrienden, diet my leenen souwen.
Dat sal ghebeuren, seyde de Vrou, in trouwen,
| |
[pagina 10]
| |
195[regelnummer]
Ontbiedt vry eenen diet u leenen sal.
Liefde doet vele, maer Tghelt doeghet al.
Heyn sprack soo vriendelijck en soo schoone:
Ghesel sey hy, wilde my een vrientschap bewijsen?
Ghy crijcht een paer Cousen tot uwen loone.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Die Weerdinne salder oock proffijt uut rijsen:Ga naar voetnoot200
Ick sal de Herberghe voor elcken ghaen prijsen
Ende andere ghesellen hier daghelijcx bringhen;
Vrientschap sonder schade mach ick wel ghehinghen.Ga naar voetnoot203
Met vrientschap sonder schade ben ick wel gherieft,
205[regelnummer]
Laet hooren, sey de Vrouwe, wat ghy begheert.
Seght my eerst (seyde Heyne) op dat u ghelieft,Ga naar voetnoot206
Hoe veel heb ick hier nu al verteert?
Ick hebt ghelach (seydese) mijn Heere vercleert,Ga naar margenoot+
Tis elcken vier gulden, al luydet wat selden;Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Daermen vele verteert, moetmen oock veel ghelden.Ga naar voetnoot210
Vier guldens, seyde Heyne, way dats een cleyn sake,
Tis goeden Coope, mach ick daer mede volstaen;
Die sal ick wel crijghen tot mijnen ghemake,Ga naar voetnoot213
Wilde dese gheselle wat met my ghaen.
215[regelnummer]
Ick weet eenen vriendt, doe icx hem eens vermaen,Ga naar voetnoot215
Hy leentse my wel deur een venster met liste;Ga naar voetnoot216
Goey vrienden zijn beter dan ghelt inde kiste.
Ten is dat niet, sey die vrouwe, soo wy meynen,
En ghinck op een nieu daer weder kijven.
220[regelnummer]
Ick hoor wel, ghy ghinckt hier gheerne met Heynen.
| |
[pagina 11]
| |
Dese ghesel, sey Heyne, sal by my blijven.
Siet hy my wat anders dan recht bedrijven,Ga naar voetnoot222
Latet my vry metter doot becoopen;
Diemen vast houdt en can niet wech gheloopen.
225[regelnummer]
Al waer hy (sey die Vent) als de duyvel sterck,
Ick derf hem leyden by mijnder zijden.
Tjan dacht Heyne, dit is ommers goet werck,Ga naar voetnoot227
Waer ick daer buyten, ick soude my verblijden.
Vrou, sey Heyne, wilt u soo langhe doch lijden,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Ick sal hem tghelt doen hebben eer hy van my scheyt;
Tis goet vrientschap doen daermen profijt af verbeyt.
De Vent dacht, die cousen waren ghoet ghewonnen;Ga naar voetnoot232
Laet my, seyde hy, met hem ghebeeren,Ga naar voetnoot233
Hy en sal my nu ontvlieghen connen
235[regelnummer]
Al waer hy eenen voghel oock met veel veeren.
Hy bant zijn mes ane en beghonst te sweeren:
Ist dat ghy nu anders doet dan ghy my seght,
Denckt dat ghy eenen strick voor u selven leght.
Die deure ghinck open, sy quaemen bey buyten;
240[regelnummer]
Den Vent greep Heynen metten arm wel vaste.
Och, dacht Heyne, cost ick alsoo nu stuyten,Ga naar voetnoot241
Dat ick my hulpe uut desen laste.
Hy sprack hem soo vriendelijck toe alst paste,
En heeft hem menighe cluchte vertelt.
245[regelnummer]
Schoon worden, dacht dander, en ghelden geen ghelt.Ga naar voetnoot245
Dit compt, dacht Heyne, van dit schocken en brocken.
Waer sal ick nu henen, noorden oft suyen?
Met dien hoorde hy Sint Joris die ClockenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot248
| |
[pagina 12]
| |
Voor deerste reyse die mettenen luyen.
250[regelnummer]
Tis best dacht Heyne, dat wy derwaerts ghaen cruyen;
Desen Vent die wil altijts met my ghaen;
Opt Kerckhof salmen van schult doch vry staen.Ga naar voetnoot252
Daer quam wat vremts doen in zijn sinnen;
Hier sal ick hem, dacht hy, wel mede bestoppen.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Comt gaen wy, seyde hy, hier ter kercken binnen,
Ick sal de Costre eerst op ghaen cloppen.
Wy pleghen voormaels soo dickwils te soppenGa naar voetnoot257
En heeft my veel diensten ghepresenteert,
Maer men kent geen vrientschap voor datmense useert.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Wilt hijt u leenen, soo corten wy onsen ghanck,
Doet hijt niet soo moeten wy noch voorder trecken.
Ick sals u mijn leefdaghe oock weten danck
Dat ghy my dus helpt mijn eer decken.
Ick en weet niet, sey de Vent, oft ghy my meynt gecken;
265[regelnummer]
Niet te min doet tghene dat ghy ontbint;Ga naar voetnoot265
Met proeven men altijt de waerheyt bevint.
Dus goet, dacht Heyne, crijghe ick aldus ghehoor,Ga naar voetnoot267
En ghinck zijn cluchte in hem selven voorts dichten.Ga naar voetnoot268
Sy quamen in die Kercke tot voor die Choor;
270[regelnummer]
Daer stont die Costre, die zijn keerse ghinck lichten.Ga naar voetnoot270
Nu hoop ick, seyde Heyne, mijnen druck sal slichten;Ga naar voetnoot271
Blijft ghy hier, ick sal hem naer ghelt gaen vraghen;
Men sal den noot die vrienden secretelijck claghen.
| |
[pagina 13]
| |
Ghy en cont my, dacht die Vent, daer niet ontcomen,
275[regelnummer]
Want die plaetse en stont niet verre van daer.
Heyn heeft die Coster byder hant ghenomen,
En leyde hem properlijck voor den outaer.Ga naar voetnoot277
Wat isser, sey die Coster, Heyn, hebdy vaer,Ga naar voetnoot278
Oft schuylter wat quaets in u ghedachte?
280[regelnummer]
Die wat op dlijf heeft, gaet gheerne bij nachte.
Och Coster, seyde hy, tis ons soo qualijck verghaen,
My mach half verdrieten dat ick leve.
Siedy ghinder, sey hy, die gheselle wel staen:
Die quam ghisteren in die Stadt, en tis mijn Neve.
285[regelnummer]
Hy begheerde dat ick te nacht by hem bleve,
Hy wilde ghaen Ruyteren nae Jonghers maniere;Ga naar voetnoot286
Sulck meyne vreucht vinden, en coopse wel diere.Ga naar voetnoot287
Te nacht was een Meysken by ons ghesetenGa naar margenoot+
Die wy nochtans noyt te voren en saghen;
290[regelnummer]
Dit heeft heuren Pol terstont gheweten,Ga naar voetnoot290
En heeft ons uutermaten seer comen plaghen.
Hy heeft gheworpen, op die deure gheslagen,Ga naar voetnoot292
Ten lesten is hy in huys ghebroken;
Men meynt dicwils wreken, maer het wort hem gewroken.
295[regelnummer]
Den Pol quam vloecken, bannen en sweeren:Ga naar voetnoot295
Waer zijn die verraders? wast dat hy daer riep.
Mijn Neve track zijn mes en wilde hem weeren,
En dander deur die hitte in zijn mes liep.Ga naar voetnoot298
Aldus, eylacen, dat Godt soo costelijck schiepGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Is door zijnen toedoen ghebleven doot.
| |
[pagina 14]
| |
Die de saecke aenghaet voelt den meesten noot.
Nu weetty wel, die dienaers sullen hem soecken
En waer hy ghevanghen, ick bleef oock beschaemt,
Dus help ick hem gheeren in eenighe hoecken,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Alsoo die vrientschap wel betaemt;
Noyt en was hy van misdaet befaemt,Ga naar voetnoot306
Dus gheeft my nu raet ghelijck mijn wijsere;
Tis beter in de Rijsers, dan in dijsere.Ga naar voetnoot308
Ick soude hem wel op onsen Toren brenghen,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Maer mijn vader die soude soo kijven;
Daerom bid ick u, Costere, wilt toch ghehenghen
Dat hy desen dach hier mach by my blijven.Ga naar voetnoot312
Ick salt aen zijn vrienden terstont ghaen schrijven
Datse hem by avont comen vercleeden;
315[regelnummer]
Die onbekent gaet canmen haest wech gheleeden.Ga naar voetnoot315
Sijt te vreden, sey die Coster, ick salt wel maken,
Ick soude voor u al meer doen dan datte.
Sy en sullen daer niet aen gheraken
Daer ick hem brenghen sal, alsoo ick schatte.
320[regelnummer]
Laet my mijn dinghen beschicken watte,
Ick sal hem gaen leyden secreet op mijn camere;Ga naar voetnoot321
Tkerchof is vry, maer die kercke is bequamere.Ga naar voetnoot322
Segt dan, seyde Heyne, dat ghy my sult helpen,
Want zijn hert is heel door rou gheblust;Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Ghy sult hem zijnen commer daer mede stelpen
| |
[pagina 15]
| |
En zijn conscientie wort dan te beter gherust.
Ghesel, riep de Coster, weest vry ghesust!
Ick sal u ghaen helpen, soo dese begheert;Ga naar margenoot+
Deen vrientschap is altoos dander weert.
330[regelnummer]
Tjan, dacht die Vent, dit ghaet wel te wercke;
Hy en heeft my ommers gheen beuselen verhaelt.Ga naar voetnoot331
Heyn quam gheras by hem inder kercke:Ga naar voetnoot332
Nu wordy van u ghelt, sey hy, terstont betaelt.
Ick heb hem van ses guldens ghetaelt,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Ontfanghet altemael, hy salt u langhen,Ga naar voetnoot335
Daer en is geen verlies om tghelt tontfanghen.
Die vier guldens die zijn voor mijn ghelach
En den eenen schenck ick u om drincken,
Die rest sullen wy versmetsen vanden daghe,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Oock sal ick dees vrientschap noch langhe ghedincken.
Hier deur beghonst den Vent zijnen moet te sincken;Ga naar voetnoot341
Ick weets u grooten danck, seyde den armen bloet.
Tis al bate, watmen den beleefden doet.Ga naar voetnoot343
Als de Coster zijn werck hadde voldaen,
345[regelnummer]
Quam hy by Heynen ende vantse staen clappen.
Compt, ghesel, sey hy, wilt boven met my ghaen,
En die Vent volchde hem terstont na op die trappen.
Met dien ghinck Heyne ter deuren uut snappen;
Aen zijnen aers en was gheen kerre ghebonden,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Hy liep soo den Hase doet voor die honden.
De Coster nam een keerse en maeckte wat viers.
| |
[pagina 16]
| |
Hebdy gheen coude (sey hy) wildy u niet wermen?
Inder waerheyt, ghy compt hier in veel dangiers;Ga naar voetnoot353
Wat onnooselder saken, ay lacen, wachermen!Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Tsoude een steenen hert ontfermen,
Die Fortuyne die ghy nu moet becoopen;Ga naar voetnoot356
Maer niemant en can zijn ongheluck ontloopen.
Wat ongheluck, sey dander, ist dat ghy my vertelt?
Ick en heb niet ghedaen dat my mach berouwen,
360[regelnummer]
Maer ick bids u vriendelijck gheeft my mijn ghelt
Op dat ick mach ghaen by mijnder Vrouwen.
Ke, ghy meucht, seyde de Coster, my wel betrouwen,Ga naar voetnoot362
En hout my doch in dese sake niet suspect;
Tverlichtet smenschen herte, alsmen den druck ontdect.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Noch en weet ick niet, sey dandre, wat ghy meent,
Al seydy my van dit ongheluck tot morghen.
Certeyn, sey de Coster, ghy wort noch vercleent,Ga naar voetnoot367
Houdy u ongheluck voor die vrienden verborghen.Ga naar margenoot+
Wat wildy voor my veel vreesen oft sorghen,
370[regelnummer]
Ick weet wel wat man dat ghy hebt versleghen;
This beter ontdeckt dan meer schaden ghecreghen.
Eenen man doot (sey dander) nu hoor ick vry!Ga naar voetnoot372
Jae suldy my dan gheen ses guldens gheven?
Hoe, ses guldens (zey die Coster) hy seyde my
375[regelnummer]
Datter eenen onnooselijck doot was bleven,
En op dat ghy mocht salveren u leven
Soudick u hier op mijn camer bewaren;
Inden noot en salmen gheen vrienden sparen.
| |
[pagina 17]
| |
Ghans cracht, gans macht, wat voeren zijn ditte!Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Soude my den dief hals alsoo bedrieghen?
Hy spranck die trappen af door die hitte;Ga naar voetnoot381
Nu en sal hy die doot, dacht hy, niet ontvlieghen,
Ick sal den verrader wel leeren lieghen,
En ghinck die deur vander kercken sluyten.
385[regelnummer]
Men soeckt dickwils binnen al ist daer buyten.
Hy vloeckte, God gheef hem den ramp de crampe,
En liep soo rasende voor Tsacrament.Ga naar voetnoot387
Daer ontstack hy een tortse aende Lampe;
Nu wort den Dief, dacht hy, van my gheschent.
390[regelnummer]
Hy socht hem alle die Kercken ontrent,Ga naar voetnoot390
Maer en costen niet vinden, al hadde hi noch een tortse.Ga naar voetnoot391
Subtijlheyt is somtijts beter dan fortse.
In deen hant was een tortse, in dander een sweert,
Haddy ghesien hoe hy in die ghestoelten clam!Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Met dat hy dus bysterlijck heeft ghebeert,Ga naar voetnoot395
Eenen Priester inde Kercke naer die metten quam.
Hy hoorde wel den Vent was uuter maten gram;
Tis best dacht hy, hier weder uut ghespronghen // snel;
Dat die Zoch doet, becoopen die Jonghen wel.
400[regelnummer]
De Vent wert die Priester terstont ghewaer;
Hy liep gheras en sloot daer die deure.Ga naar voetnoot401
Her, Her! ghy Dief (seyde hy) heb ik u noch daer?Ga naar voetnoot402
En meynden Heynen wel hebben ter keure.Ga naar voetnoot403
De Vent liep nae, en die Priester veure;
405[regelnummer]
Sy en saghen door gramschappen aen wit noch blau,
By nachte zijn doch alle Catten grau.
| |
[pagina 18]
| |
Moort, Moort, riep die Priester, och eenen last!
Desen Vent wil my inder Kercke vermoorden!Ga naar margenoot+
Met dien quam tvolck na de mettene vast,
410[regelnummer]
Die dit gherucht al tsamen aenhoorden.
Of my, dacht die Vent, dit volck verstoorden,Ga naar voetnoot411
Comense hem te bate ick, lijde hier noot,Ga naar voetnoot412
Veel honden is ghemenlijck der Hasen doot.
Midts dat hy wat stille was op tselve pas,
415[regelnummer]
Hoorde hy hoe die Pape ghenade heeft ghesonghen;
Doen wert hy ghewaer dat een ander was
Ende sach wel, Heynen was hem ontspronghen.
Hy hadde gheeren uuter Kercken ghedronghen,Ga naar voetnoot418
Maer die lieden hem over den hals haest quamen;Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Als deen Schaep loopt, dan loopense al tsamen.
Den Vent bleef staende metten blooten messe,
En den Priester lach half in onmacht.
Nu comt die Kercke, seyt volck, in cesse,Ga naar voetnoot423
En hebdy ons niet wel in lijden bracht?
425[regelnummer]
Maect u wech, sey een ander, maect dat ghy u wacht,
Oft wordy ghevanghen, ghy sulter om lijden;
Sy varen al hier qualijck, die de kercken ontvrijden.Ga naar voetnoot427
Den Vent is daer metter haesten ontvloden,
En dede zijn vrouwe dit ongheluck verstaen.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Tsanderendaechs heeft hem die Lantdeken ontboden,Ga naar voetnoot430
Die heeft hem een swaer aensprake ghedaen;Ga naar voetnoot431
Hy en const soo ghoeden coop niet ontghaen,
Hy en moester die Stadt om ruymen eer yet lanck.Ga naar voetnoot433
| |
[pagina 19]
| |
Sulck dient om loon, maer en crijcht gheenen danck.
435[regelnummer]
Heynken en dorst in langhen oft breet niet comen,
Soo was hy voor den Vent altijts beducht.
Ten lesten heeft hy door den Pape vernomen
Dat hy by nacht was wech gevlucht.
Heyn ghinck inde ghebuerte, en heeft ghesucht,
440[regelnummer]
Vraghende, oft sulck volck daer noch woonde ontrent;Ga naar voetnoot440
Men vraecht wel naer den wech al is hy bekent.
Dat volck, sy zijn al wech van achtere,Ga naar voetnoot442
Wildijse yet hebben, oft sonderlinghe spreken?
Neen, seyde Heyne, ick bender wat aen tachtere.Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Wy hooren wel, seyden sy, ghy claecht van ghebreken;Ga naar voetnoot445
Hier heefter al meer gheweest vander weken;
Ghy meucht die schult in u doot boeck wel schrijven.Ga naar voetnoot447
Die wech is, seyde Heyne, die moet wech blijven.Ga naar margenoot+
Aldus was die vrouwe te recht bedroghen,
450[regelnummer]
Want sy snutte den Paep aen zijn ghelach,Ga naar voetnoot450
En den knecht dat was een schalck doortoghen,Ga naar voetnoot451
Die menich mensche soo te bedrieghen plach.
Nu bedroochse Heyne beyde op eenen dach,Ga naar voetnoot453
Nochtans en was niemant int zijne gehoont,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Maer elck naer zijn misdaet te recht gheloont.
Als Heynken voorden Vent aldus moeste vlieden,
Die hem volchde en socht in allen straten,
Soo dede hy dat hem zijn vrienden rieden
Ende nam de vluchte tot zijnder baten,Ga naar voetnoot459
| |
[pagina 20]
| |
460[regelnummer]
Maer Antwerpen cost hy soo qualijcken ghelaten;
Aldus en ghinck hy niet verder cruyen,Ga naar voetnoot461
Dan daer hy die clocken hoorde luyen.
Hy besocht zijn vrienden vast rontsomme die stede,
Alsse buyten op haer plaisantien quamen,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Waer dat hy veel vreemde bootskens dede,Ga naar voetnoot465
Diese hem oock ten besten afnamen,
Al was hy willecom, hy ghinck hem schamen,
Dinckende datmen seyt vande stoute gasten;Ga naar voetnoot468
Men can die vrienden wel overlasten.
Finis.
|
|