Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] De Engel. Als een engel die lang stond gebogen over een steil en diep ravijn, verheft zich de hoop, met oogen die nog donker van de afgrond zijn. Langzaam verrijst hij, zijn blik wordt licht, vast en klaar op de zon gericht. - Zooals een vogel de vleugels gaat spreiden. stijgt hij in 't wijde. Vorige Volgende