Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Voor Agnes. Teeder-blanke rozen met oranje schijn staan te bloeie' en blozen in mijn raamkozijn. Als van goudvisch 't pantser schittert ieder blad, of die kleine danser daar zijn oorsprong had. En van hooge feesten rijzen als met toverstaf de verzonken geesten, die het leven luister gaf. 'k Zie de blanke bruid weer, die mijn kleine zuster was en hoor het geluid weer van der gasten vrool'ke pas. 'k Zie het oude huis weer, blij versierd voor het festijn en hoor 't windgesuis weer in de spar en de jasmijn. Heel mijn jeugd gaat stralen als een volle vreugdedag, nu de rozen weer verhalen, wat mijn ziel genoot en zag. Vorige Volgende