Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Losse Vonken Zij alleen kunnen van het leven iets winnen, die bovenal de Waarheid beminnen, die zichzelf niet sparen en hun strijdvaardigheid bewaren. Daden zeggen niets: zij kunnen falen, (een ieder moet voor een vergissing tol betalen) maar 't is de houding van de ziel, die ze bedrijft, die de engel in het Bock des Levens schrijft. Liefde vraagt niet naar duur, maar naar gehalte.. Soms ziet een vluchtig uur haar eeuwige gestalte. Hard en koud is 't absolute. Waarheid, weifelloos en vast, onomstootlijk (àls de brute dommekracht, die niets verrast). 't Is geen Liefde, 't is geen Haat. 't Is het Wezen-dat-Bestaat. [pagina 74] [p. 74] Wees een engel vast en klaar; laat de stormen niet bedriegen uw stil hart: ze liegen, liegen, en hun dreigen is niet waar. Wie niet vreest, verwint gevaar. In ieder mensch hongert een ziel, in ieder mensch worstelt een leven.... Alle menschen zijn stralen, die iets van de zon verhalen, de groote zon zijn ze niet.... Vertreed niet de kleinen: loop voorzichtig. Het kleine is even als 't groote gewichtig. De kleinen verliezen hun schuchtere lach en de schamele bloem van hun schemerdag voor de minachting van de grooten, die ze verstooten. Soms is het leven een wilde schrik, soms is het een wijd verwonderen.... [pagina 75] [p. 75] (Aan A.V.) Schatten gaardet gij voor wie weet te vinden. 'k Ben er langs gegaan als een blinde. 'k Zocht mijn eigen schat. dikwijls in het donker, maar toen ik die had, zag ik weer 't geflonker van een schoonheid, die als kind mij ontroerde en vervoerde en die ik na eigen strijden, struikelen en lijden, duizendvoudig wedervind. Ik zoek een breede lijn om mij te uiten, soepel als rythmen zijn van heuvels buiten. Wie waarheid zoekt door argumenteering is van een andere leering dan ik.... Ik voel de waarheid en mijn verstand komt achteraan met licht en klaarheid. [pagina 76] [p. 76] Ach, ieder is eenzaam, alleen met God, wij worden gedreven door 't wondere lot en vinden elkander. Alleen in Hem zijn de zielen één, maar de wegen tot Hem gaan wij alleen en met geen ander. God heeft de roos niet liever dan de doren, want beiden zijn gelijk uit Hem geboren. Wij zijn onze eigen straf of belooning. Alleen in ons hart troont de richtende Koning. Zelfs leelijke, storende dingen verand'ren in stemmen die zingen in het koor van onze herinneringen. Het Nieuwe vliegt naar onbekende horizon en weet niet wat het zal bereiken. Het Oude geeft wat het aan wijsheid won vóór zijn bezwijken. Vorige Volgende