Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Een Teekening Tevergeefs heb ik alles doorzocht naar een teekening die mij zeer lief was: waar kan in godsnaam zij zijn? en waarom lijkt alles zoo schoon wat verloren gegaan is voor immer? 't Was Harmpje uit Huizen, gedoken in 't zwart van haar vlinderige rokken, gezegen plat op den grond, als verslagen door een groot leed. En ze steunde het hoofd met de vleug'lige muts, waaruit strengen goud haar nederhingen, op één hand. In de andere hield ze als in kramp een zilveren lodderijndoosje. O, ze leek wel een vreemde prinses, die het leed wild en stom had geslagen. Waar is ze gebleven? Nooit meer kan ik iemand haar toonen de wondere, uitdagende Harmpje, die schoon als een stormvogel was! Vorige Volgende