Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Herinnering aan Rhoon. Gelig-rose glanzen de luchten, verre weiden liggen groen-goud en de wind ruischt met avondgeruchten door de noteboomen-oud, een weg, van noteboomen, die knoestig door weiden windt, waarlangs kleine jongens komen, die praten van de droomen, die hun jeugd hun voor oogen spint. Eén wil machines maken, een ander wil naar zee, ze bouwen booten als draken, en zien zich al groot er mee. Zij slaan hun teere armen om elkanders middel heen, want de droom komt hun hart verwarmen, die op hun gezichten scheen. En eenzaam liggen de weide en op het dijkje de schimmige laan te fluistren van vorige tijden, die er overheen zijn gegaan. .... 't Ruischt in de noteboomen en de Tijd ziet met wijs gezicht, hoe de avondnevels komen en dekken de weiden dicht. Vorige Volgende