repeteeren is hij onverbiddelijk. Zeven, acht, soms méer repetities moet hij eischen aleer men zijn werk vertoonen mag, - terwijl men het anders niet zelden op éen of hoogstens twee repetities laat aankomen. En dan burgemeester, terwijl reeds enkele goede stukken, bij een ernstige studie het hunne hebben gedaan, we mogen de critiek niet vergeten.’
‘Aha! daar hebben we menheer Beverloo;’ lacht de burgemeester: ‘Waar een gansche Provincie de vruchten plukt van zijn uitmuntende hoofdartikelen, daar twijfelt zeker niemand aan zijn invloed op ons tooneel.’
‘Het spijt mij dat ik u 't recht niet mag toekennen om mij voor dien Provincialen weldoener te houden. Maar, wat het tooneel betreft, daar heeft bepaald een ander de eer van. U herinnert je zekeren Martin, voor wien ik u zoo vrij was, al heel wat jaren geleden, een goed woord te doen?’
‘Om als hulponderwijzer op de stadsschool te worden geplaatst? Jawel. Op 't oog een sukkel, maar anders goed voor z'n werk. Die man is immers al dood?’
‘Hij stierf bijna gelijktijdig met de veelbelovende Flora Reene. 't Was zijn nichtje. Naar men verzekert, had ze veel van hem geleerd....’ Beverloo ziet vluchtig terzij alsof hij iets gaat vertellen 'tgeen striktgenomen een geheim is: ‘Die snaak heeft het spreekwoord bevestigd dat stille waters diepe gronden hebben. Hoe de man er aan kwam, dat begrijp ik niet; maar 't is zeker dat hij somwijlen tooneelcritiek schreef die ferm op pooten stond. Een dier stukken moet een geweldigen indruk op de direkteursvrouw hebben gemaakt. Zij moet dat artikel als goud bewaren, en vischt nog altijd wie het geschreven heeft. Enfin, ú zult het niet verklappen.’
- Ahzoo, best te onthouden, denkt mijnheer Van Rave iets later: Jacob Martin. - Jacob, de aartsvader. Martin, de dierentemmer. Best te onthouden. Ze zullen er raar van ophooren dat ik zoo met die redactie bekend ben. Heeft ie nóg wat....?
Ja, mijnheer Beverloo had nog wat. Maar Van Rave moest bepaald scherp luisteren om het te kunnen verstaan.
‘De moraliteit is veel verbeterd, en je zoudt niet gelooven burgemeester, hoeveel invloed dat op de Kunst heeft. Sedert Rosa Brons, Rosa Baars is geworden, beheerscht zij met haar waardigheid als vrouw, en met haar zuiverder kunstopvatting, zoowel de direktie, als voor een deel het Gezelschap. De keus der stukken wordt anders; het publiek neemt er nota van; en, men ziet menschen in de komedie die er vroeger nooit kwamen. Er is vooruitgang; we zijn op den goeden weg. Een stuk als Van Oudenolm's Nella is een uitstekend verschijnsel. Al is het nog zwak; al denkt men gedurig aan 't snoeimes, 't zijn menschen die we te zien krijgen, fiks geteekend, en, 'tgeen ze zeggen is geen Fransch of Duitsch in een afgrijslijk