‘Ja menheer.’
‘Dan zul je waarschijnlijk van morgen een treurroos hebben ontvangen?’
‘Jawel menheer, met de letters F.R. De man die ze bracht zei, dat ik wel nader vernemen zou wat daarmee gebeuren moest.’
De vreemde gaf den tuinman een rijksdaalder en hernam:
‘De roos moet op het graf van Flora Reene geplant worden. 't Is immers een eigen graf?’
De baas die zijn gelaat bij het voelen en ongemerkt doen verdwijnen van het geldstuk, in de gepaste plooi heeft bewaard, - de man zou honderd gulden met dezelfde eerbiedige bedruktheid hebben aangenomen, - antwoordt, eerst met een kostbaar nadenkend gezicht, en dan met de woorden:
‘Jawel, jawel; een eigen graf, op den naam van Juffrouw Lindeman.’
‘De zorg voor de roos wordt je opgedragen baas; en van jaar tot jaar hoopt men zich daarvan te overtuigen.’
‘O wat dat betreft, met alle plezier menheer. En.... ne.... als ik mag vragen.... van wie....?’
‘Van een oude vriendin en een jongen vriend. Zorg er goed voor; 's-winters kuilen of dekken. Goeje morgen!’
‘Menheer kan gerust zijn. Goeje morgen! Och als-je-blief, nog éen woordje menheer?’
‘Riep-je?’
‘Met je permissie menheer, als ik zoo vrij mag wezen. Vóor de begrafenis van die beroemde dame, is er ook een lauwerkrans bezorgd om op de kist te leggen. Dat heb ik met alle plezier gedaan menheer, en den brenger heb ik op z'n eisch nog een fooitje gegeven. Als ik veronderstellen mocht dat die krans óok van u was.....?’
‘Dan zou je je vergissen baas. Goejen dag.’
Maar neen, de jonkman bedacht zich. De lauwer die hulde bracht aan 't heerlijk talent der beminnelijke doode op haar droeve uitvaart, mocht niet om loon blijven bedelen!
‘Hoeveel kost het baas?’ zegt de jonkman snel.
‘Kosten! Wat zou het kosten menheer! Ik meende dat hij van u was; van de redactie zal ik maar zeggen.’
‘De redactie!’
‘Van de krant, om u te dienen. Ja, we hadden u even na het openen van 't hek zien binnengaan, en m'n neef meende zeker te weten, ofschoon hij uw naam niet kon vatten, dat u de heer van de krant waart die zeker ook het mooie doodsbericht van haar gegeven hebt. Hoe ie 't wist dat weet ik niet; maar zie-je menheer, ik spreek er niet van; 't blijft op het kerkhof.’
‘Juist, begraven, alles begraven baas!’ zegt de jonkman, terwijl hij den man, na een haastigen greep in zijn porte-monnaie, met een hoofdknik verlaat.