‘Laat mij eerst zien menheer?’
‘Hou-me niet tegen Geert!’
Het kaarslicht door den luchtstroom bewogen, verheldert slechts gebrekkig het tooneel binnen die kamer. De omgevallen lamp; de olie nog druppend van 't karmozijnen tafelkleed, glimmend door weerschijn en licht als droppelen bloeds; het afgewend gelaat; de vreemde houding; het akelig stenend geluid der wakend-droomende vrouw....Archibald weet niet wat hij ziet; wat hij gelooven moet.
‘Grootma! Grootma!’ roept hij zeer luid.
Onwillekeurig gaat Archibald een schrede terug.
Met het volle bewustzijn uit haar verdooving ontwakend, staart de grootmoeder nu haar kleinzoon aan:
‘Wat wil je kind? Hoe kom je hier? Ik had die deur gesloten.’
‘Beste trouwe grootma! O Goddank!’ zegt Archibald, en de tranen springen hem met geweld in de oogen.
De oude moeder ziet die tranen, en - Anna wees kloek! roept de stem nu luider dan ooit. Reeds heeft mevrouw Van Oudenolm den brief die naast haar stoel was gevallen, opgeraapt en verborgen. De poging om zich nu in haar zetel geheel overeind te richten, gelukt haar, ofschoon met inspanning van alle krachten. 't Is haar alsof haar gansche lichaam geslagen was; doch hoor, haar stem klinkt krachtig ofschoon wat hol:
‘Men moest zich niet te gauw ongerust maken. Het omvallen van de lamp heeft je zeker doen schrikken. Neem alles met het kleed tezamen weg Geertrui. Als er iets op den grond ligt, dan zul je dat later wel vinden. - Archi kom hier. - Je bent geschrokken. Geef mij de hand jongen. Heb ik misschien wat zwaar gedroomd?’
‘O grootma, de gedachte dat ook ú....’
‘Ook ik!? Neen ik leef nog Archi. - Kom hier zitten. Ik moet je spreken. - Geertrui breng de lamp van beneden hier. Hoe is het, trouwe ziel, dacht jij ook dat ik dood was misschien?’
‘Och lieve beste mevrouw, ik had het bestorven. Maar ja, het leed dat u trof! en, menheer! en 't kantoor! - Och, 't is me alsof de wereld teniet raakt!’
‘De stormen in 't leven verschoonen niemand Geertrui; ze zullen noodig en goed zijn. - Geen onzer is volmaakt. Herinner dit ook aan je kameraads. Ga nu Geertrui, en zorg voor licht. Ik heb het wel noodig.’
Toen grootmoeder en kleinzoon alleen waren, toen had de grijze moeder toch óok een rol te spelen, maar 't was een rol der liefde. Immers het kinderhart moest gespaard, het geloof aan zijns vaders trouw mocht niet zoo wreedaardig geschokt worden.
Een half uur later - de pendule sloeg acht uren - was Archibald gereed om aan 't verlangen van zijn grootmoeder op 't spoedigst te voldoen. Hij zal zich naar 't dorp begeven, om den notaris te verzoeken