instaat is geweest om hem tot ‘die dwaasheid’, zooals hij een huwelijk genoemd had, te doen besluiten.
En, nu die verfoeielijke pleegvader haar verlaten heeft, nu is tegelijk met hem de gedachte aan smaad, verguizing en oneer - doch de laatste in 't besef van haar waarachtige trouw - althans voor het oogenblik, uit hare ziel verdwenen. Nadat zij haar lievelingen op de aangrenzende kamer nog eens terdege in hun warme bedjes heeft toegestopt, en een kus op de roode koonen gedrukt, staat zij ook al spoedig weder voor haar geopende secretaire. De laatste regels van dat straks verwenschte courantenartikel zijn haar - ja zelfs terwijl de verzoeker haar ijdelheid zoo zacht wist te streelen - gedurig met een zonderlinge klaarheid voor den geest gekomen.
En weder neemt Rosa het oude dagblad ter hand; en nogmaals leest zij:
‘Wanneer zal het gros van acteurs en actrices beseffen..... dat het schreeuwende pathos.... slechts zijn loon uit den engelenbak ontvangt; dat de hoogste rangen der maatschappij spreken zooals alle andere beschaafde menschen: eenvoudig, ongedwongen - dat....’
Schier in hetzelfde oogenblik haastig een paar schreden teruggaande, blijft Rosa staan in de houding van de markiezin De Bellanova - haar laatst gespeelde rol - waar deze, door hartstocht bedwelmd, het geweten tot zwijgen brengt:
- Let wel Rosa: Geen stuiptrekkend gejammer, geen boezemjagend streven naar effect mag het zijn. Nee nee! - De woorden? Ja, zij kent ze nog goed. Met een stille gedempte stem, maar toch met gloed, en vóoral met vuur in het oog, moet ze spreken:
‘Zwijg, zwijg bonzend hart....’
- Nee 't is nog te luid, veel te luid; dat moet op stiller dieper toon tot mij zelf, en niet tot het publiek gezegd worden. - Nog eens:
‘Zwijg, zwijg bonzend hart. Ook hij moet sterven!’
- Mis! die galm was valsch. Het nemen van zulk een besluit is bijna een moord; - wie met kalm overleg een moord doet, roept geen victorie; hij voert in 't verborgen een doodvonnis uit. De vrouw, ja de vrouw vooral, moet een oogenblik aarzelen; door een lichte siddering worden bewogen, en inplaats van een zegekreet, mag dat sterven ternauwernood haar trillenden mond ontsnappen.
‘Juist, nú was het beter;’ zegt Rosa eenige oogenblikken later half overluid. Hij heeft gelijk: ‘eenvoudigheid, soberheid, en een nooit overdreven mimiek.’ Zóo is het goed:
‘Ook hij moet sterven.’ Maar nu..... ‘Ja, sterven.....’
- Nee, mis, mis! veel stiller, veel dieper; 't is een dubbele moord! Vastberaden moet ze zijn, maar toch bevreesd dat het