- O God, dat hij het hier eerst begrijpen moet! - Omdat haar Wouter zich had vergrepen; omdat hij schuld had tegenover dezen. - Die schuld, dat vergrijp, hebben haar voortgedreven in 't belang van haar kind; zij hebben haar een onmogelijke kans doen wagen. Die tocht om zijnentwil, heeft haar laatste krachten gekost. - O! brandt er nu een vuur in zijn borst! - Hij zelf was dan de oorzaak van moeder's dood! Dat is te veel; dát kan hij niet dragen.
En zie, de trillende handen slaat hij met kracht voor de oogen, en losbarstend in een hartverscheurend geween, klinkt nu murmelend zijn stem.
‘O moeder; mijn lieve, mijn beste moeder!’
Met haar bankbiljet in de hand is Nelly teruggekomen.
- Waar was de spinner? Buiten was hij niet, en hier in de gang is hij evenmin.
Zij luistert aan de deur der kamer. Haar boezem jaagt. - Verneemt zij geen stemmen? - Neen. 't Is stil daarbinnen, doodelijk stil. Vaster drukt zij het oor tegen de deur. - Nu meent ze.... Ja, 't is een klagend geluid, dat klinkt alsof men hem een doek in den mond heeft gestopt, alsof een gutsende bloedstroom...... - Zal zij vlieden; om hulp roepen, schreeuwen, krijschen?
Met een geweldigen ruk heeft Nelly eensklaps de kamerdeur waagwijd losgeworpen. Maar - roerloos blijft zij op den drempel staan: Ze ziet daar dien dikwijls gevreesden werkman met de handen voor de oogen, schreiend als een kind.
En haar Willem ziet ze, en zijn zachtste blik vraagt haar, dat zij die deur weer zal sluiten en met hem de smart eerbiedigen van dien bewogen man.
Bronsberg begrijpt wat er omgaat in die borst. Nu zegt hij met geroerde stem, nadat hij met moeite den werkman een schrede nabij is gekomen:
‘Hier in deze zelfde kamer heeft zij getuigd Glover, dat er geen beter geen trouwer zoon kon wezen in het gansche land. Wat zij deed, dat deed zij uit liefde, vrijwillig. Hadden wij beiden haar tocht kunnen voorkomen, wij hadden het zeker gedaan.
Ja, ja! zoo waar als God leeft; waarachtig!’ valt Wouter uit: ‘Dat woord mijnheer, je haalt het me uit de ziel! Ja, liever dan haar een enkele minuut voor mij te zien loopen, had ik haar gedragen tien uren ver, al had ik er dood bij moeten neervallen. En jij mijnheer, jij zoudt haar ook dien gang bespaard hebben? Zeg dat nog eens; o zeg het nog eens, ik bid er je om? De haat is een vuur dat telkens weer opvlamt.’
Bronsberg heeft Nelly's arm gevat, en terwijl het zwakke kind hem ditmaal ten steun is, herneemt hij zacht met gevoel:
‘Ik heb mijn moeder zeer vroeg verloren Glover; maar de her-