naar het rijtuig. Dat rijtuig zal hij geleiden tot buiten de stad. Hij moet het! Terstond!
‘Wel ja, voor den duivel! Dat zal hier kommandeeren! Zoo'n luitenant zonder baard!’
Maar den blik van dat schoone kind weerstaat het soldatenhart niet.
‘Rechtsom-keert! Marsch!’ klinkt een oogenblik later het militaire bevel.
Doch zie, daar rolt het rijtuig reeds aan. De voerman heeft niet langer gewacht, maar de zweep over den bruine gelegd.
Aan het hoofd der patrouille wijkt Hanna mee terzij op den hoek der steeg.
Schier tegelijk met het rijtuig schiet haar te midden van nog enkele andere menschen een welbekende voorbij.
- Wie anders dan hij zou dát hebben gewaagd? - Zoo snel was zijn vaart niet geweest of zijn lippen hebben haar wang toch gedrukt.
‘Met Hanna den hemel!’ klonk het haar zachtjes in 't oor.
- Zie, nu grijpt hij den beugel van het voorste wagenbord; zijn voet drukt den stap van het rijtuig. Nu zit hij; en roept dan zeer luid nog naar buiten:
‘Ga rustig naar huis. Nacht liefste, slaap wel!’
Dat laatste hebben ook Abel en vrouw Lina op den drempel van hun woning gehoord:
- Nú wisten zij het zeker. En beiden herhalen in stilte: Nacht liefste, slaap wel!
‘Hoor je 't niet: Gaat rustig naar huis menschen!’ zegt de korporaal tot de menigte die het rijtuig nog naloopt: ‘'t Is een boer die zijn been in het ijs brak.’ En dan tot Hanna terwijl hij naar het rijtuig wijst:
‘Was dát zijn order? - Bij m'n ziel, 't is een zoete soldij die hij zóo durfde nemen.’ En met de hand aan 't schako: ‘Tot je orders luitenant. Zooals gezegd is: Slaap wel!’
Toen Hanna in Abel's huisje was teruggekeerd, toen trilde ze van overspanning; van angst; van vreugde.
Bij Klaartje's bedstee, waarin nu twee andere kinderen slapen, stond vrouw Lina en schreide.
Eensklaps voelt ze een bevenden arm om haar hals:
‘Ik had Klaartje wel lief vrouw Abel. En - mijn moeder is toch zoo vroeg gestorven.....’ fluistert een zachte stem in haar oor.
Spreken kon de bewogen moeder niet; maar de tranen wischte ze weg, en met stillen weemoed zag ze op de bevende Hanna neer.
‘Laat de wereld haar loop moeder,’ zeide Abel zacht: ‘'t Is God die regeert.’
En Hanna, het arme.... gelukkige kind, ook deze vreugd was