zij weet en vermoedt het niet; maar dat geen brief ter wereld meer instaat is om haar een oogenblik aan de trouw van haar vriend te doen twijfelen, dát weet zij zeker.
‘Mijn beste Willem, wat hadden wij weerlooze vrouwen gedaan indien die opgewonden menschen niet door je krachtige woorden werden beteugeld! Teleurstelling had hen misschien tot het ruwst geweld kunnen brengen!’
‘Mijn trouwe moedige compagnon!’ zegt de weduw terwijl ze Willem de hand drukt.
‘Prijst mij niet te veel;’ zegt Willem, die het glas wijn heeft verdiend 'twelk Nelly hem aan de lippen brengt: ‘Een der werkvrouwen, een boosaardig schepsel, dat zich onhandig genoeg en zeker niet in haar eigen belang, terdege deed kennen, had de zaak nog glad kunnen bederven indien Hanna mij niet was te hulp gekomen.’
‘Hanna?’ vragen moeder en dochter tegelijk.
‘Ja; toen de vrouw en het volk haar op het onverwachtst voor zich zagen, meenden zij zeker een spook te zien, en kozen velen - waaronder de domsten en lastigsten, zoo snel zij konden het hazenpad. Zie lieve Nelly, zoo moest Hanna nog mijn beschermster worden.’
‘De gekke Hanna!’ zegt Nelly door het verhaal getroffen, terwijl ze haar Willem blijft aanstaren.
‘Noem haar zoo niet;’ zegt Bronsberg snel: ‘Ik heb reden om te gelooven dat Hanna nooit werkelijk krankzinnig was. - Vraag mij niet lieve kind; laat dit nu genoeg zijn.’
Nelly beeft inwendig. Zij is bleek geworden. Zij wendt het gelaat van hem af, en zegt dan aarzelend: ‘Wat stond er in dien brief Willem?’
- In den brief? - Hoe weet Nelly dat Hanna hem een brief, dat onzalige schrift heeft doen lezen!
En zij - ze dacht er niet aan dat ze vraagt naar 'tgeen ze slechts weten kon omdat ze haar Willem durfde bespieden. - Nog sterker bonst weer haar hart.
‘Nelly wilde zich overtuigen dat het werkelijk Hanna was,’ zegt mevrouw Degen: ‘en in het kantoorkamertje zagen we toen dat je een brief van haar laast. Nelly meende misschien dat het uit dien brief kon blijken.....’
‘Nee, nee!’ zegt Nelly snel met verwarring: ‘Wat zou er uit een brief kunnen blijken mama! Ik weet niet waarom wij hierover spreken, en waarom ik naar dien brief heb gevraagd. - Drink nog eens Willem, dat zal je goeddoen.’
En Willem Bronsberg, terwijl hij zich nogmaals verkwikt met een teug, ziet den angst op Nelly's gelaat.
Ja, nu Willem na het lezen van dien brief, zijn overtuiging heeft uitgesproken dat Hanna nooit werkelijk krankzinnig is geweest, nu