- Ze heeft zich niet bedrogen: de eerste figuur die straks het kantoorraam is voorbijgegleden, 't moet wel Glover geweest zijn.
- Ginds staat hij: met den rug naar haar toegekeerd. - Naast dien zwarten ceder is hij bijna onzichtbaar. Maar zij ziet hem. Zij weet, zij voelt dat het niemand anders dan Glover kan wezen.
Nu is ze hem zachtjes genaderd. - Hoe bonst haar hart! - O, indien zij hem nu kon toonen wat er in dien brief is te zien. Hij moet het weten; zoo goed als de meester die nu ginder zijn stem verheft, en het volk al verzekert dat hij doen zal wat hem mogelijk is.
- Waarom aarzelt zij dan nog, en waarom gloeien haar wangen? Waarom valt de hand weer machteloos neer die ze naar zijn arm heeft uitgestrekt? O, indien hij reeds zijn ‘medelijden met het halfwijze kind’ had verloren; wanneer ook hij haar verdenken en smaden ging!
- Verdenken, waarvan? - Smaden, hij, die haar redde, die haar beschermde en brood gaf!
Nu komt ze hem zachtkens terzij.
Hij bemerkt het niet. - Hij is vermagerd; zijn wangen gloeien; zijn oogen zien fonkelend naar den meester, die nu luide zegt, dat hij het eerlijk en trouw met de arbeiders meent; dat hij hun lot zal verbeteren, maar allereerst gehoorzaamd wil worden.
Hanna schrikt:
‘Ellendeling!’ heeft het naast haar geklonken.
- Dat was zijn stem. - En de vuisten wrong hij saam. - En zij ziet wat hij doen wil.
En als ginds, terzij van de menigte, een furie zich in grenzelooze woede zoekt los te scheuren uit de handen die haar weerhouden willen, dan ziet Hanna het glimmen der zweetdroppels op zijn voorhoofd; dan ziet ze zijn tanden opeengeklemd; en zijn leden trillen. En - als die vuist zich verheft, dan snelt ze toe; dan grijpt ze hem in den arm, dan laat ze niet los, en zegt ze:
‘Doe hem geen kwaad. Die Klaartje en Hanna belastert ligt te sterven in het bosch. Zie, in mijn hand heeft hij gebeten. - Dezen zul je geen kwaad doen Glover. Ik zeg je hij liegt niet!’
- Kan Glover zijn oogen vertrouwen! Staan de dooden op uit de graven? - Sprak zij hem van Klaartje, van laster; van een die sterft? Zij, Hanna de freule?
‘Laat me, laat me!’ zegt Glover in verwarring. Doch op datzelfde oogenblik wankelt hij terug. De hand die zijn arm hield omkneld, heeft hem eer ze hem losliet terzij gedrongen. - Een enkele blik naar ginder heeft Hanna doen zien welk gevaar den meester van dien kant bedreigde:
De furie had zich aan de mannen ontworsteld. Gevolgd door eenige vrouwen vloog zij dolzinnig met luid geschreeuw, naar de stoep.