het woord te doen? Maar immers het sprak vanzelf dat zulks niet geschieden kon. Al behoefde zijn goede moeder niet gedurig zijn hulp, hij was immers geen werkman op 't Kromveld meer; hij werd weggejaagd omdat....
- Stil Wouter, stil! Waarom de wonde weer opengescheurd!
‘Nee mannen;’ zoo heeft hij na een oogenblik strijds zeer kalm besloten: ‘Iemand die geen werkman meer is kan toch geen eisch doen. - Voor anderen? - Nee, voor anderen evenmin. Prost en Tholen en Tronk en nog zoo velen meer, zijn er immers goed voor. Ik deed wat ik kon. Nu mannen, vaarwel!’
Glover is zijn woning weer binnengetreden.
De beide vrouwen slapen. Zij slapen gerust.
De klinkdeur valt dicht. Met een schrik ontwaakt de buurvrouw, en tuurt naar den binnenkomende.
‘Hoe gaat het?’ vraagt Wouter zacht.
‘Best Glover, opperbest. Zij slaapt als een kind.’
Wouter werpt een blik in de bedstee. Vrouw Sijbel staat hem in den weg. - Hij ziet niet dat zij bijna haar evenwicht zou hebben verloren terwijl hij haar terzij dringt.
Hoe vreemd en gejaagd schuift hij de bedsteegordijn open. Hoe wonderlijk snel grijpt hij vrouw Glover's hand.
‘Moeder, moeder!’ roept hij, en nog eens: ‘Moeder!’
‘Stil, je zult haar wakker maken;’ zegt vrouw Sijbel.
- Groote God! met welke oogen ziet hij haar aan.
‘Wakker maken! Denk je dat?’ zegt hij met een stem die de arme huiveren doet.
‘Glover, wat meen je? Er is toch geen kwaad bij?’
Wouter strijkt zijn moeder over het bleeke gelaat:
‘Nee er is geen kwaad bij vrouw Sijbel; nee, er is niets geen kwaad bij!’ zegt hij op zonderling kalmen toon: ‘Ga jij naar den dokter... Ik bedoel dat jij naar den dokter zoudt gaan vrouw Sijbel; maar gauw!’
‘Maar ze ligt zoo stil en zoo strak Glover. Ach God, zou je moeder....?’
De zweetdroppels strijkt Wouter van zijn doodsbleek gelaat terwijl hij invalt:
‘Slapen, jawel.’ En dan met een stem die haar weer schrikken doet: ‘Zul je nu naar den dokter gaan?’
Vrouw Sijbel is reeds verdwenen.
Glover blijft onbeweeglijk, met het oog op die slapende moeder gericht, aan haar sponde staan.
Eenige malen sluit hij de oogen met geweld. Nu legt hij zijn hand op haar wang.
- Die wang is zoo stijf en zoo kil.
Hij buigt zich voorover. - Hij zoent haar.