was; maar de heimelijke hoop of men misschien haar trouwen jongen in triumf terugbracht, heeft haar de kracht ertoe geschonken.
En daar was hij!
‘Wouter! Kind!’ krijt de moeder in verrukking, en voelt haar smarten niet, nu zij de armen naar hem uitstrekt.
Wouter's oogen zijn vochtig geworden. Ja het roerde hem wel diep in de ziel toen hij de dierbare moeder daar weerzag; doch - haar blijdschap deelen; met haar dankkreten instemmen; haar liefkoozingen, haar vragen beantwoorden, hij kon het niet.
‘Ja beste moeder, vrij;’ zegt hij eindelijk gejaagd: ‘Vrijgelaten, tijdig genoeg om mijn Klaartje te zien sterven.’
‘Klaartje! Kind, wat zeg je! En die drukte; die vreugde.....’
‘Is duivelsvreugde. - Dit arme schepsel moeten we in huis nemen. - Maak de onderdeur open moeder. - Zóo. - Ga binnen Hanna.’
In Wouter's toon en houding is ook nu dat zedelijk overwicht, 'twelk hem reeds zoo dikwijls over zijn standgenooten deed heerschen.
De belhamels zien en zwijgen. - Bovendien, ze zijn van den eersten roes bekomen door het tafreel van dat wederzien, en 't vernemen van Klaartje's dood.
Vrouw Vlodder doet wel een laatste poging om de arme Hanna weder in haar macht te krijgen, doch Wouter's oogen en het vertoon van zijn vuist drijven haar spoedig terug.
Nu Glover de deur der kleine woning vanbinnen met den grendel sluit, hoort hij, nadat enkelen daarbuiten eerst nog door vuistslagen op de vensterluiken en eenige scheldwoorden aan hun kwelzucht hebben lucht gegeven, de bende luid kakelend wegtrekken.
Als versuft met het hoofd tegen den muur geleund, zit Hanna op den stoel dien Wouter haar aanstonds heeft toegeschoven. Met de donkere oogen wijd geopend, staart zij langs den grauwen wand star voor zich heen. - Ja, ze gevoelt en ze hoort wel, al kan ze zich niet bewegen; al zit ze in ijzeren boeien; al klemmen haar tanden opeen; al is ze onmachtig om te zeggen dat ze nog leeft maar dood wil wezen, zooals Klaartje nu dood is.
- Wat er met haar gebeurd is sinds zij den vorigen avond in de breede gang van het heerenhuis moest vernemen, dat de man dien ze nog levend dacht te vinden reeds gestorven was, dat weet ze niet recht. - 't Waren maar enkele oogenblikken uit den nacht en den daarop gevolgden dag die haar als lichtende sterren voor den geest staan.
- Men heeft haar uit een lange duisternis doen opschrikken. - Om haar heen zag ze temidden van vreemde gezichten de jonge dienstbode die haar heeft willen beletten om het huis in te gaan. - Eens zag ze ook vluchtig het gelaat van den bekende die haar het geld voor Klaartje's bed had gegeven. - Zij heeft de koekkoek