Aan den schrijver van Daniël Sils.
Als ik mij wel herinner, dan hadt gij in vroegere jaren nog al genoegen van het werk, waarvan thans de tweede druk het licht ziet.
De aanmoediging u destijds geschonken, heeft u met lust op den ingeslagen weg doen voortgaan, en zelfs genoopt om u geheel aan de beoefening der schoone letteren te wijden.
Toen de tegenwoordige eigenaar van Daniël Sils mij verzocht om het werk te herzien, bespeurde ik echter al spoedig dat het heel wat moeite zou kosten.
Ronduit gezegd, het boek viel mij niet mee. Ik spreek er geen kwaad van; in 't geheel niet; maar toch, van den Titel af tot aan het Nawoord toe, viel er heel wat aantemerken.
Om met den titel te beginnen, moet ik al aanstonds vragen, of die Daniël Sils wel werkelijk de held van den roman mag genoemd worden? Een held is hij zeker niet, al heeft hij nog al wederwaardigheden en al is hij een brave flinke jongen.
Voorts heb ik weinig op met de toevalligheden die ons worden opgedischt; en evenmin met een ontknooping die, zachtst genomen, wel wat geforceerd mag heeten. Al verder....
Maar neen, indien ik zoo voortging, zouden de heeren uitgevers misschien bezwaar maken om dezen brief te drukken; en in waarheid moet ik toch óok getuigen, dat er in het werk van uw jonge jaren nog wel iets te vinden is, dat hun keuze, zooal niet wettigt, dan toch rechtvaardigen kan. Met veel genoegen herlas ik menige bladzij die naar 't leven is geteekend, en welke bladzijden inderdaad het aantrekkelijke van uw werk uitmaken.
En dan - bravo heb ik gezegd, toen ik nog eens mocht lezen hoe gij de hoogst onzedelijke Staatsloterij in al haar verderfelijkheid hebt in 't licht gesteld. Goed zoo! wanneer wij de Kunst maar in eere houden, dan zal zij ons óok mogen dienen waar we het goede willen bevorderen op maatschappelijk gebied.
Ofschoon het dan heel wat tijd zou kosten, ik nam het besluit om uw roman nog eens flink te retoucheeren. En - ik heb het gedaan. Maar, vergeef 't mij, 't was meestal halsbrekens-werk.
Ik hoop dat sommige lezers de moeite zullen nemen om eens te vergelijken, hoeveel overtolligs er geschrapt, hoeveel scheefs en kroms er - althans zooveel mogelijk - is recht gemaakt. Telkens, telkens waren er zinnen en betoogen die erbarmelijk uit het lood hingen; bovendien zag ik u gedurig in persoon, en den lezer met