Romantische werken. Deel 5: Daniël Sils
(1879)–J.J. Cremer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Nawoord.Ga naar voetnoot(*)Een voorrede is een raar ding: 't Is een allervriendelijkst knipoogje tot het corps recensenten. Een nederige buiging voor het lezend publiek. Een borstlap voor het drukken van de spitse floret. Een verzekering dat men tot de uitgave werd gedwongen, door vrienden, die er zoo onschuldig aan zijn als pasgeboren kinderen. Een tasch waarin men vóor de afreis nog haastig alles bergt wat in den grooten koffer vergeten werd. Stopverf om er onopgemerkte noestgaten behendig mee dicht te stoppen. Een zoet schoteltje vooraf, dat natuurlijk den eetlust moet benemen, maar ook, gelukkig, door het publiek veelal wordt terzij geschoven. Maar een nawoord? Al tamelijk gelijk aan een voorrede, doch minder leugenachtig van aard: al ware 't alleen omdat men niemand in den waan zoekt te brengen dat vooraf werd geschreven, 'tgeen men het laatst heeft gesteld. Ook hier een nawoord, maar - kort. Geen knipoogjes aan heeren recensenten; alleen de vraag aan hen die het vroeger wèl met mijn letterarbeid meenden: Heb ik u begrepen? Geen nederige buiging voor den lezer; maar aan hém mijn heilwenschende groete. Ten laatste: dank aan den broeder die mij met de meeste bereidwilligheid mijn vragen betreffende de Nieuwe Wereld beantwoorden wilde.
En nu vaarwel lezer! Ik hoop tot later.
J.J. CREMER. Loenen a/d Vecht, Juli 1856. |
|