hevige onrust met zijn vuist tegen het voorraam van 't koetsje slaat.
Maar Stoppel roept luider: ‘Hei dan! hei!! hei!!’
't Paard, zoo eensklaps opgehouden, glijdt haast uit: de wagen staat stil.
Een verwensching rolt er van Samuëls lippen: ‘Zul je eens zachtjes rijden! moet jij met je rammelkast Emma Stoppel voor dezen avond ziek maken!’
‘Stappen!?’ klinkt het bijna onhoorbaar van den bok. - De bruine is er niet rouwig om.
Daar gaat het langzaam, uiterst langzaam, weer verder.
‘Zoo is 't beter,’ zegt Samuël: ‘als we nu maar niet te laat komen! Zie je wel hoe de koetsen ons aanhoudend voorbijrijden; zie, een rijtuig met twee lakeien. Zouden er van 't hof.... uit den Haag....? maar neen....’
‘Ik zie het recht dóorgaan,’ zegt Bartje: ‘en wij moeten nu links, niewaar oome?’
‘Ja, links; pas op, die ezel rijdt óok door!’ gillend: ‘Links!’
‘Hij wijkt voor een zuurwagen;’ zegt het meisje.
Inderdaad, de voerman van het huurkoetsje kent den weg naar Felix wel. Daar gaat het links.
‘Wat heerlijk weer lieve Emma; van nacht was't zoo'n storm; 't is nu zelfs warm in de lucht. Wie weet of er niet t'huis zullen blijven uit angst voor benauwdheid. Jij voelt je kalm niewaar liefje? Niet beven hoorje; niet eens er aan denken. - 't Is of die kerel droomt, het paard staat haast stil.’ Luide en kloppend: ‘Rijop dan, of slaap je!’
In 't einde heeft de huurkoets het gebouw bereikt, welks zinspreuk is: Gelukkig door verdienste.
Zie de bezorgdheid van dien vader voor zijn kind: ‘Voorzichtig! Niet bezijden die trede. Zóo.’
Ook het nichtje draagt zorg dat het hagelwit kleedje geen smet van 't rijtuigwiel bekomt: ‘Zoo, voorzichtig!’
Samuël heeft zich geheel op zijde gebogen om de heldin van dezen gansch eenigen avond den arm te geven; in de andere hand draagt hij haar kleine vioolkist. Bartje-nicht die voor 't eerst een concert zal bijwonen, is een beetje met haar figuur verlegen, en loopt achteraan.
De vader ziet geen menschen; hoort geen rijtuigen. - Zal 't er leeg zijn!!? - Twee heeren treden het drietal achterop en voorbij.
‘Je zult verrukt van haar stem wezen;’ zegt de een tot den ander: ‘Ik heb ze te Weenen gehoord, maar.... 't is sublime!’
‘Fräulein M. niewaar?’ zegt de tweede.
‘Ongeloofelijk!’ herneemt de eerste: ‘Stem, leiding, routine; voix d'ange!’
- Zóo! klinkt het pijnlijk in Samuël's borst: en Emma Stoppel